Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BH7861

Datum uitspraak2009-03-24
Datum gepubliceerd2009-03-26
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/840127-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

drugshandel; samenwerkingsverband tussen verschillende personen die zich bezighielden met het voorbereiden en de uitvoer van drugstransporten, verdachte hield zich binnen dat verband bezig met het prepareren van bollen met daarin cocaïne. Naar het oordeel van de rechtbank staan de door haar bewezenverklaarde uitvoer van cocaïne op 14 oktober 2007, en de daarbij getroffen voorbereidingshandelingen in zodanig verband, dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling. Beide feiten zijn het gevolg van eenzelfde wilsbesluit en bestaan uit gelijksoortige handelingen.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/840127-07 Uitspraakdatum: 24 maart 2009 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 en 10 maart 2009 in de zaak tegen: [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adres]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat: 1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2007 tot en met 16 oktober 2007, te weten op: - 19 mei 2007 en/of - 14 oktober 2007 (zaaksdossier C13) en/of - 16 oktober 2007 (zaaksdossier C3), te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, al dan niet als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of 5 van de Opiumwet, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet; 2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 19 mei 2007 tot en met 28 januari 2008 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of Amsterdam in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of - een of meer anderen getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of anderen betaalmiddelen voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) om te voormoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en) immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens): - (telefonische) contacten onderhouden met afnemers en/of koeriers en/of leveranciers van verdovende middelen en/of - koeriers geronseld en/of laten ronselen voor in- en uitvoer van verdovende middelen en/of geldbedragen van en naar Nederland en/of - (bolletjes) verdovende middelen geprepareerd en/of laten prepareren en/of - geld ontvangen van en/of beschikbaar gesteld en/of - (vlieg- en/of trein- en/of bus-)tickets geboekt en/of verstrekt en/of gekocht en/of laten boeken en/of laten verstrekken en/of laten kopen en/of - een onderkomen geregeld voor koeriers gedurende hun verblijf en/of laten regelen en/of - koeriers naar Schiphol en/of het Amstelstation gebracht en/of laten brengen en/of - verpakkingsmateriaal en/of gereedschap ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen (te weten lepel, soldeerbout, weegschaal, mondkap, plakband, boterhamzakjes en folie) voorhanden gehad. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. De vordering van de officier van justitie De officier van justitie heeft gerekwireerd tot: bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de uitvoer van cocaïne op 19 mei 2007, zoals mede onder 1. tenlastegelegd; de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar; met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht; verbeurdverklaring van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 75 en 81 vermelde goederen; onttrekking aan het verkeer van de op de lijst van in beslag genomen voorwerpen onder 34 tot en met 42 vermelde goederen; retournering aan de verdachte van de overige op de lijst van in beslag genomen vermelde voorwerpen. 4. Oordeel van de rechtbank 4.1 Partiële vrijspraken 4.1.1 Feit 1 Zaaksdossier C 19 Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich op 19 mei 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, heeft schuldig gemaakt aan het tezamen en in vereniging binnen het grond gebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne. In het dossier bevinden zich onvoldoende bewijsmiddelen om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Zaaksdossier C 3 Naar het standpunt van de officier van justitie dient verdachte veroordeeld te worden voor het medeplegen van een drugstransport op 16 oktober 2007. Het feitelijke aandeel van verdachte bij dit transport volgt, aldus de officier van justitie, uit een telefoongesprek dat verdachte met medeverdachte [medeverdachte 1] gevoerd heeft. In dit gesprek zou medeverdachte [medeverdachte 1] aan verdachte [verdachte] hebben medegedeeld: “Ik ben beneden”, waarop laatstgenoemde zou hebben geantwoord: “Oke”. Dit telefoongesprek moet in de context van de gesprekken en feitelijkheden van de overige zaaksdossiers gezien worden, aldus de officier van justitie. De rechtbank is van oordeel dat voornoemd telefoongesprek – ook in samenhang met de verdere gegevens van zaaksdossier C 3, alsmede de inhoud van de overige zaaksdossiers – onvoldoende aanknopingspunten biedt voor de bewezenverklaring van dit onderdeel van de tenlastelegging. Derhalve acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte zich op 16 oktober 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Amsterdam, schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid cocaïne. De rechtbank spreekt verdachte daarvan vrij. 4.1.2 Feit 2 Ten aanzien van de onder feit 2 tenlaste gelegde feitelijkheden overweegt de rechtbank als volgt. Artikel 1 lid 5 van de Opiumwet bepaalt dat het begrip ‘buiten het grondgebied van Nederland brengen’ een ruime betekenis heeft en onder meer omvat: ‘het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden’. Deze ruime definitie van het begrip ‘uitvoer’ brengt met zich dat in voorkomende gevallen handelingen die - wanneer dit ruime begrip niet zou hebben bestaan - onder voorbereidingshandelingen of onder het pogingsbegrip zouden vallen, nu vallen onder het voltooide delict van artikel 2 onder A van de Opiumwet. De rechtbank is van oordeel dat het strijdig zou zijn met de systematiek van de Opiumwet indien dezelfde handelingen die door artikel 1 lid 5 van de Opiumwet onder het begrip ‘uitvoer’ worden gebracht (en daarmee het voltooide delict van artikel 2 onder A van de Opiumwet opleveren) tegelijkertijd aangemerkt zouden kunnen worden als voorbereidingshandelingen, in de zin van artikel 10a van de Opiumwet, ten aanzien van diezelfde uitvoer. Het voorgaande houdt in dat de rechtbank de ten laste gelegde feitelijkheden die vallen in de categorie ‘met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden’, te weten: ‘koeriers naar Schiphol en/of het Amstelstation gebracht en/of laten brengen’, niet zal aanmerken als voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. In zoverre zal verdachte worden vrijgesproken. 4.2 Bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat: 1. hij op 14 oktober 2007, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I; 2. hij in de periode van 1 september 2007 tot en met 11 december 2007 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Amsterdam, meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, buiten het grondgebied van Nederland brengen van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en/of heeft verschaft en/of - een of meer anderen getracht te bewegen om die feiten te plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of daarbij behulpzaam te zijn en/of daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of - voorwerpen en/of stoffen en/of gelden voorhanden heeft gehad waarvan hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met een ander of anderen: - (telefonische) contacten onderhouden met afnemers en/of koeriers van verdovende middelen en/of - koeriers geronseld en/of laten ronselen voor in- en uitvoer van verdovende middelen en/of geldbedragen van en naar Nederland en/of - (bolletjes) verdovende middelen geprepareerd en/of laten prepareren en/of - geld ontvangen en/of beschikbaar gesteld en/of - (vlieg- en/of trein- en/of bus-)tickets geboekt en/of verstrekt en/of gekocht en/of - een onderkomen geregeld voor koeriers gedurende hun verblijf en/of - verpakkingsmateriaal en gereedschap ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen (te weten lepel, soldeerbout, weegschaal, mondkap, plakband, boterhamzakjes en folie) voorhanden gehad. Hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. 4.3 Bewijsmiddelen De rechtbank komt tot bovenstaande bewezenverklaring op grond van de volgende bewijsmiddelen. De door de rechtbank als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. De opgenomen schriftelijke stukken worden slechts gebruikt in samenhang met de andere bewijsmiddelen. Feiten 1 en 2 • Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 1 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 39, zaaksdossier C13): Op 1 februari 2008 ontving ik, verbalisant, de boekingslijst van vlucht BD113 van Heathrow Londen- Amsterdam van 13 oktober 2007 van de luchtvaartmaatschappij British Midland. Ik, verbalisant, zag onder andere de navolgende naam op bovengenoemd passagierlijst vermeld staan: [medeverdachte 3]. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 13 oktober 2007 om 16: 51 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (dossierpagina’s 24-25, zaaksdossier C13), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Hee “[medeverdachte 3]”de vlucht is om 6:30 (six forty) yeah, het kost 74 pond, aub kan je op die vlucht gaan? (…) [medeverdachte 1]: …het vliegtuig gaat om 10 (ten), ga terug naar…land, (…) [medeverdachte 3]: waar naartoe dan? [medeverdachte 1]: naar heathrow, dus ik wil fucking dat je die wiet samen met die paper inpakt en in je “boom boom” stopt en over stuiteren (bounce over). Je hoeft niet al het papier erin te stoppen, alleen maar alle vijfhonderdjes met de.. (ntv). [medeverdachte 3]: dat is een hoop geld, ik zal het we/in mijn handtas(purse) doen. [medeverdachte 1]: ja ja. het is 20.000 toch ? (twenty thousend) [medeverdachte 3]; is het..(ntv)..dun? [medeverdachte 1]: ja precies, dus stop het in je poesje(pussy) met de wiet aub en doe de 50-jes of 100-jes... [medeverdachte 3]: ik kan niet de wiet en alles daarin stoppen, het is geen emmer. [medeverdachte 1]: jawel, dat kan je wel, je kan de wiet oprollen (rap it up).... (ntv)... (…) [medeverdachte 1]: verander niet van onderwerp man, het is alleen een beetje wiet man! Doe de wiet erin aub… (…) [medeverdachte 1]: Waarom praat je over gisteren nog, toen was er geen geld (money) (…) [medeverdachte 1]: serieus, breng de wiet man. (…) [medeverdachte 1]: ..de vlucht om 6 uur, je moet daar zijn voor 6:30. [medeverdachte 3]: dus dan zal hij ook een paar pond geven voor de vlucht, jah? [medeverdachte 1]: natuurlijk zal hij dat brengen, hij zal je 150 geven man. (…) [medeverdachte 1]: Ik wil dat je niet morgen stuitert (bounce), maar weer op maandag, je krijgt ervoor betaalt…(ntv)…dat is je nieuwe job. Ik wil dat je nog 1 laatste missie doet, hoor je me? [medeverdachte 3]: ja [medeverdachte 1]: daarna is er geen missie meer. Is dat okee voor je? (…) [medeverdachte 1]: Okee, ik zie je snel, zie je om 8:30 jah? • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 13 oktober 2007 om 22: 14 uur tussen [medeverdachte 1]/ NNV en [verdachte] (dossierpagina 32-33, zaaksdossier C13), tapgespreknummer 270141682), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: NNv: Hoi. Die dingen die je gemaakt hebt, die worden gróót, weetje! NN2: Ja? NNv: Ja, ze worden wat onvoorzichtig. NN2: Ok... NNv: Ja, ze worden wat groot... ik vond gewoon dat je dat moest weten.. (…) NN1: Ze hebben geklaagd over jou steeds, man… NN2: Ja maar ehh ik weet niet… ik weet niet wat ik moet doen, man.. NN1: Maar het ziet er echt groot uit, maat… (…) NN2: JA! Ze zijn gewoonlijk groot, weet je. (…) NN2: We doen ze altijd iets langer en niet dik. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 12.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 47-49, zaaksdossier C16 ): V: Wij tonen de verdachte een foto van [medeverdachte 1] en vragen haar of zij de man op de foto herkend . A: Ja, ik herken hem. Dat is mijn vriend die hier woont. V: Is dit jouw opdrachtgever? A: Ja dit is hem. V: Weet je zijn naam? A: Ja, ik weet alleen zijn voornaam. Hij heet [medeverdachte 1], maar ik noem hem bij zijn bijnaam. Zijn bijnaam is [medeverdachte 1]. V: Wanneer en hoe ben je in Nederland aangekomen? A: Ik ben per trein naar Brussel gegaan. Ik ben Oudejaarsdag aangekomen in Brussel. V: Hoe ben je van Brussel naar Nederland gekomen? A: [medeverdachte 1] heeft me opgehaald met een huurauto. V: Wat heb je toen voor [medeverdachte 1] meegenomen naar Nederland? A: Geld. [medeverdachte 1] heeft me gevraagd om geld mee te nemen. V: Wat heb je toen voor [medeverdachte 1] meegenomen naar Nederland? A: Geld. [medeverdachte 1] heeft me gevraagd om geld mee te nemen. V: Hoeveel? A: Weet ik niet, het is niet mijn geld. We hebben er wel ruzie over gehad dat het minder was dan dat het moeten zijn. V: Van wie had je het geld gekregen? A: Eén van [medeverdachte 1] zijn vrienden had het aan mij gegeven. V: Hoe heb je het geld meegenomen? A: Ik had het in mijn portemonnee gedaan en op deze manier meegenomen. V: In wat voor biljetten was het geld samengesteld? A In biljetten van 100 pond. Ik denk dat het totaalbedrag een paar duizend pond was. V: We hebben een aantaal maanden de telefoonnummers afgeluisterd. Ook de gesprekken die jij met [medeverdachte 1] hebt gehad. Wanneer jij en [medeverdachte 1] het hebben over “food”, wat bedoelen jullie hiermee dan? A: Zijn drugs. V Wat bedoelen jullie als jij en [medeverdachte 1] het hebben over paper? A: Geld. V: Waar ben je verbleven alle dagen voor je terugreis? A: In de Bijlmer, in de woning van [medeverdachte 1]. V: Wanneer heb je de verdovende middelen gekregen? A: Op de dag dat ik naar huis zou vertrekken. Ik kreeg het in de middag. V: Van wie heb je de verdovende middelen gekregen? A: [medeverdachte 1] was erbij, maar de Afrikaanse man heeft het me gegeven. V: Wat heb je gedaan toen je de verdovende middelen gehad had? A: Het zat al in een condoom, ik hoefde het alleen maar in te brengen. V: Hoe en wanneer ben je naar de luchthaven gegaan? A: Een snorder kwam me ophalen en deze bracht me naar de luchthaven. V Wat zou je hebben gedaan als je niet was aangehouden? A: Ik zou thuis gekomen zijn, ik had [medeverdachte 1] gebeld dat ik thuis was en dan zou er iemand naar me toe komen om de drugs te komen ophalen. V: Hoeveel geld zou je voor dit transport krijgen? A: Alleen maar 500 pond. V: Hoe zou het geld voor de drugs weer bij [medeverdachte 1] terecht komen? A: Soms via WESTERN UNION, soms ook persoonlijk met een vlucht naar Nederland. Hij manipuleert mij om het geld op te halen, want dit is dan de enige manier om mijn geld te krijgen. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 24 januari 2008, omstreeks 14.10 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 57-59, zaaksdossier C13): V: Wanneer was je nog meer in Nederland gedurende het afgelopen half jaar? A: Ik weet het niet. Een paar keer. Als ik moet schatten, denk ik ongeveer 10 maal. V: Je moet goed begrijpen dat we tapgesprekken hebben waaruit naar voren komt, dat je daar bent aangekomen en dat het spul getest moet worden. Hoe zit dit? A: [medeverdachte 1] is mij geld verschuldigd. [medeverdachte 1] gebruikt deze situatie nu om mij onder druk te zetten om dingen voor hem te doen. Dit doet hij niet alleen met mij, maar ook met andere meisjes. Ik wil deze dingen niet doen, maar wanneer ik het niet doe, krijg ik het geld niet wat hij mij verschuldigd was. V: Wat kwam die persoon in het huis doen? A: Hij kwam dat ding inpakken. Ik was er niet bij toen hij dit deed. V: Was het dezelfde persoon als waarvan je op 02 januari 2008 de drugs kreeg? A: Ja, dit was dezelfde persoon. V: Hoe vaak heb je deze Afrikaanse man bij [medeverdachte 1] gezien, en buiten [medeverdachte 1] om? A: Een paar keer. Ik denk 3 maal. Hiervoor deed iemand anders het. V: Wie was deze man? A: Deze heet [verdachte]. Hij is ook een Afrikaan V: Ben je ook wel eens met [medeverdachte 1] naar de woning van deze man geweest. A: Ja, 1 keer. V: Wanneer ging je naar deze andere Afrikaanse man toe? A: Ongeveer een maand voor Kerst. Deze man ging later op vakantie. V: Wat heeft de 1e Afrikaanse man je gegeven in het huis van [medeverdachte 1] op 29 december? A: Hij gaf mij een klein pakje, net zoals ik had toen ik aangehouden werd. V: Wat zat daarin? A: Ik denk hetzelfde als waarvoor ik was aangehouden. V: Wat heb je gedaan toen de 1e Afrikaanse man weg was? A: Ik had het ergens in het huis neergelegd, totdat ik klaar was om te vertrekken naar mijn huis. V: Wat heb je gedaan toen je in Engeland aankwam? A: [medeverdachte 1] had me gebeld. Ik ben toen naar mijn woning gegaan. Iemand zou het bij me komen ophalen. V: Hoe zou diegene weten dat hij naar jou toe moest? A: [medeverdachte 1] zou hem dat vertellen en die vriend weet ook wie ik ben en waar ik woon. V: Is dat ook gebeurd. Is deze vriend ook naar je toe gekomen? A: Ja, dat is gebeurd., ook al heeft het héél lang geduurd voordat dat spul uit mijn woning was. V: Hoe vaak heb je al cocaïne gesmokkeld voor [medeverdachte 1]? A: Ik heb het een paar keer gedaan. Ik weet niet hoeveel keer. Soms als ik al naar huis zou gaan dan wilde [medeverdachte 1] dat ik lette op mensen die dan het spul bij zich hadden. Ik moest dan op ze letten dat het spul niet gestolen wordt. Ik vind dit beter, want dan hoef ik het spul zelf niet meenemen. Ik wilde er niet te veel betrokken bij zijn. Ik wilde het niet bij me hebben, in mijn huis en zo. Het was niet eens mijn eigen drugs. V: Hoe vaak gebeurde dit? A: Soms gebeurde het wekelijks. Soms gingen de mensen ook zonder begeleiding. V Heeft [medeverdachte 1] dezelfde mensen om het spul heen en weer te brengen? A: Bijna allemaal Nederlandse meiden. V: Zijn er naast jou, nog andere meiden die mensen begeleiden voor het vervoeren van drugs? A: Ja, Nederlandse meiden. V: Hoeveel geld krijg je voor het meenemen van cocaïne? A: 500 pond per keer. V: Was het smokkelen altijd op dezelfde manier? A: Ja, het was zoals ik was aangehouden. V: Krijg je geld voor het meenemen van geld hierheen? A: Niet, echt. Soms kreeg ik een klein beetje geld. Maar meestal was het dat ik het de volgende keer van [medeverdachte 1] zou krijgen, maar dat gebeurde dan niet. V: Ik wil het hebben over de 2e Afrikaan, genaamd [verdachte]. Je hebt gezegd dat je bij deze man thuis ben geweest. Waar was dit? A: Het was dicht bij het winkelcentrum KRAAIENNEST. V: Wat deed [verdachte] voor [medeverdachte 1]? A: Inpakken. V: Wat pakte [verdachte] in? A: Hij pakte het spul in, wat ik ook bij me had toen ik werd aangehouden. Ik heb het nooit zelf gezien, maar ik kon het opmaken uit de gesprekken van [medeverdachte 1] wanneer hij aan de telefoon was. V: Als wij je een foto tonen van deze man, zou je hem dan herkennen? A: Ja, ik denk het wel. V: Wij tonen de verdachte een foto van [verdachte] en vragen haar of zij de persoon op de foto herkend. A: Ja, dit is [verdachte]. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] d.d. 25 januari 2008, omstreeks 11.15 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 63-65 , zaaksdossier C13): V: Wij tonen je een gesprek met nummer 270141682, waarin jij, [medeverdachte 1] en een vermoedelijk Afrikaanse man te horen zijn wie [medeverdachte 1] [verdachte] noemt. Wie is deze [verdachte]? A: Ik kan me dat gesprek herinneren. Dat is de [verdachte] waar we het eerder over gehad hebben, die jullie geïdentificeerd hebben, de persoon waarvan jullie de foto aan mij hebben getoond. V: In dit gesprek neem jij de telefoon van [medeverdachte 1] over en zeg je tegen [verdachte] dat die dingen die hij gemaakt heeft groot worden. Volgens jou worden ze wat onvoorzichtig. Waar ging dit over? A: Een van die bollen ging het over. Een van de Nederlandse meisjes had gezegd dat ze te groot werden en aangezien ik het ook al een keer had gedaan werd dus aan mij gevraagd of ik tegen [verdachte] wilde zeggen dat ze te groot waren. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden daar wel eens ruzie over. De meisjes hadden de bol. Omdat [medeverdachte 1] [verdachte] betaalde om de bollen te maken hadden ze soms wel eens ruzie omdat de meiden klaagden over de bollen. En aangezien [medeverdachte 1] niet graag mensen betaald is dat een goede aanleiding voor een ruzie. Met onvoorzichtig bedoelde ik gewoon dat ze erg groot werden, [verdachte] wilde niet van [medeverdachte 1] aannemen dat ze te groot waren en dus kwam ik aan de lijn om het te bevestigen. V: Hoe vaak ben je bij [verdachte] thuis geweest? A: Slecht een keer. Als we daar vaker waren dan ging alleen [medeverdachte 1] naar binnen. In een soort ondergrondse parkeergarage. Die parkeergarage was in Kraaiennest, ik ben daar een keer met een wat oudere auto van [medeverdachte 1] geweest. V: Waarom was je daar toen? A: Volgens mij was hij een bol aan het maken. [medeverdachte 1] moest weg en wilde dat ik achter bleef omdat hij [verdachte] niet helemaal vertrouwde. Ik moest dus een beetje toezicht houden op het inpakken. V: Hoe werd de bol door [verdachte] bereid? A: Hij deed hem in een zakje en omwikkelde hem in cellofaan. Ik weet niet hoe het in die vorm gemaakt wordt, maar ik zag alleen hoe hij het in de verpakking rolde. De keren dat ik een bol had gehad van die andere nieuwe Afrikaan was het omwikkeld met wit tape, maar [verdachte] gebruikte volgens mij zwart tape. V: Kan je een omschrijving geven van de woning van [verdachte]? A: Vanaf de parkeergarage kom je met een trappengang linksaf op de galerij, ik geloof dat je twee verdiepingen omhoog moet en dan links de galerij op moet. Als je binnenkomt door de voordeur is rechts de keuken en als je doorloopt is daar de voorkamer en alleen daar ben ik geweest. V: Wij tonen je een gesprek met nummer 270149675, waarin jij met het nummer waarover je hebt verklaard dat het jouw nummer is met [medeverdachte 1] spreekt. In dit gesprek zeg je dat je maandag komt werken, wat bedoel je hiermee? A: Waarschijnlijk dat ik geld kom brengen of iets voor hem te doen, dat bedoel ik als ik tegen hem zeg dat ik kom werken. V: [medeverdachte 1] zegt dat als je dan terug gaat naar Engeland je papier zal krijgen. Waar hadden jullie het in dat gesprek over, wat ging je doen? A; Dat zal waarschijnlijk gaan om geld wat ik daarvoor zou krijgen, geld dat hij me verschuldigd was. V: Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] aan jou of je [medeverdachte 5] de P’s al gegeven hebt. Wie is [medeverdachte 5]? A: [medeverdachte 5] is een Nederlands meisje dat [medeverdachte 1] vaak geld bracht. Ik had volgens mij toen geld van [medeverdachte 1], maar [medeverdachte 5] had geloof ik geld nodig om thuis te komen, maar zeker weten doe ik het niet meer. V: Hoe vaak heb je haar gezien? A: Ik heb haar heel vaak gezien, niet recentelijk, maar voorheen heb ik haar wel vaak gezien. Oktober wel veel, maar december niet meer. Ze deed dat heel vaak. Ze ging vaak op en neer tussen hier en Londen. Zij kwam met het vliegtuig denk ik. V: Wat deed zij allemaal voor de rest voor [medeverdachte 1]? A: Mensen volgen op mensen letten die per vliegtuig of per bus reisden. Deze mensen waren Nederlandse of Surinaamse mensen. Dat waren mensen waar zij voor [medeverdachte 1] op moest letten. [medeverdachte 1] wilde dat zij toezicht hield op mensen die gingen reizen zodat het geld en zo aankwam. V: Wat gingen die mensen doen voor [medeverdachte 1] dan? A: Drugs en zo brengen. V: Wat zijn de P’s? A: P’s is geld. V: Zijn er naast [medeverdachte 5] nog andere meiden die je kent die het zelfde soort werk voor [medeverdachte 1] deden? A: Ik weet dat er nog een ander Nederlands meisje is, maar die heb ik nooit gesproken. Als hij andere mensen kan krijgen was het ook goed. Hij gebruikte iedereen om zijn geld te vervoeren, zelfs zijn eigen vrienden. In het begin zag ik niet in dat er iets mis mee was om zijn geld te brengen, omdat hij in Nederland was en het geld in Engeland bij mensen die hem dat geld verschuldigd waren. V: Wij tonen je nog een gesprek met nummer 270201101, waarin [medeverdachte 1] belt met ene [betrokkene 1]. In dit gesprek gaat het erover dat [medeverdachte 1] jou en [medeverdachte 5] geld heeft gegeven voor tickets en onkosten en dat jullie met de bus moeten gaan. Waar gaat dit over? A: [betrokkene 1] is een vriend van [medeverdachte 1] die in Engeland woont. [betrokkene 1] had geld van [medeverdachte 1]. Vaak moesten we geld ophalen van [betrokkene 1] voor [medeverdachte 1] en dan konden we daar ons deel uithalen. Ik heb in ieder geval nooit samen met [medeverdachte 5] een reis gemaakt per bus, ook niet per vliegtuig. Misschien was het geld voor andere meisjes die met de bus moesten. [medeverdachte 1] wilde wel een keer dat ik samen met [medeverdachte 5] zou reizen toen ik een keer naar huis ging. V: We hebben het nu over hoe drugs naar Engeland gaat, maar hoe komt het in eerste instantie bij [medeverdachte 1] terecht? A: Ik denk dat hij het in Nederland kocht. Ik heb in het begin gezegd dat ik het niet voor 500 pond wilde doen omdat dat te weinig geld is. Hij legde me toen uit dat hij ook niet meer dan 1500 pond winst maakte per keer. Dit omdat het duur is om in Nederland drugs te kopen. Als het uit Curaçao of zo komt is het goedkoper, maar om het in Nederland te kopen is vrij duur en dan maakte hij dus ook maar 1500 pond winst. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 25 oktober 2007 om 17.33 uur tussen [medeverdachte 2] en [betrokkene 2] (dossierpagina 22, zaaksdossier C1), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 2]: [betrokkene 2]? [medeverdachte 2]. Heb je morgen zin om met ding/spul te gaan? (…) [medeverdachte 2]: Maar dan met het vliegtuig weet je. [betrokkene 2]: Ja. Ja. Eigenlijk wil ik wel gaan ja. [medeverdachte 2]: Weet je het zeker? [betrokkene 2]: Ja, eigenlijk wel ja, maar dan wil ik mijn geld wel daar beneden. (...) [medeverdachte 2]: Ja, eeh, [medeverdachte 1] krijgt ze het geld daar beneden? [betrokkene 2], als ze morgen gaat, krijgt ze het geld daar dan? (opm. tolk: de stem van [medeverdachte 1] is te horen op de achtergrond. [medeverdachte 1]: …..wie?.....ja, ja, ja) [medeverdachte 2]: Hij zei ja. [betrokkene 2]: En jij dan, wat doe jij? [medeverdachte 2]: Dat weet ik niet, maar ik wil wel met dat klereding gaan. [betrokkene 2]: Ja, maar wil jij ook gaan werken? [medeverdachte 2]: Ja, maar hij heeft nog alleen maar eentje nodig, begrijp je? (…) [betrokkene 2]: Ja, maar wat denk jij, met dingen gaan of leeg komen, leeg gaan? (…) [medeverdachte 2]: En we hebben een gratis vlucht (stv) plus we hebben meer geld over. (…) [betrokkene 2]: Ja man, ik ga wel vandaag eeh ik wil wel doen morgen. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 12.01 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (dossierpagina 55, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] zegt dat [medeverdachte 4] naar hem moet komen want hij heeft wat business voor hen. Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 15.00 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (dossierpagina 57, zaaksdossier C5), zakelijk weergegevens onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Vertel het me, man, ik heb meiden (‘chicks’) nodig. (…) [medeverdachte 4]: Ja, ik ben nog steeds voor je op zoek, toch. (…) [medeverdachte 1]: Een is goed, een is goed, weet je nog. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 17 december 2007 om 17.02 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] (dossierpagina 64, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 4] zegt dat het Turkse meisje net terug heeft gebeld en ZIJ zegt dat ZIJ iedereen weer bij elkaar zou brengen. (…) [medeverdachte 1] vind het fijn dat [medeverdachte 4] hard aan het werk is. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 17.02 uur tussen [medeverdachte 4] en [betrokkene 3] (dossierpagina 109, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 4] vraagt of de kinderen/meisjes al hebben gebeld. [betrokkene 3] zegt dat ze al hadden gebeld. [medeverdachte 4] wil het nummer hebben en dat [betrokkene 3] tegen ze zegt dat ze haar nu moeten bellen. Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 4] (dossierpagina 262, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: V: Ken je [medeverdachte 2]? A: Ja, die ken ik. Ik heb haar voor het laatst gezien in december 2007. Dit was tijdens het uitgaan. [medeverdachte 2] sprak mij aan over iets. Ik zal u zeggen dat het over drugs gedonder ging dat we naar Engeland moesten brengen. Ik kan u wel vertellen dat ik en mijn zus, [betrokkene 5], toen niet zijn gegaan omdat we niet wilden. Ze zou me bellen wanneer er wat was en dat heeft ze ook de dag erna al gedaan. [betrokkene 5] was er ook bij in die discotheek. We wilden allebei wel gaan. Toen ze de dag erna belde, toen vijf uur in de middag, vertelde ze me dat ik die avond nog kon vliegen. Ze vroeg toen ook of mijn zus nog wilde gaan. [medeverdachte 2] vertelde me dat ze me in de avond zou komen halen. [medeverdachte 2] vroeg toen of ik al klaar was. Ik moest van haar een tas met spullen en toiletartikelen meenemen. [medeverdachte 2] zat in een auto, een Mini cooper, er zat een dik mannetje in. Hij is een Engelse man, Jamaicaans achtig. Het was een zwarte man. Deze man was de baas. We reden toen naar Kempering. [betrokkene 5] en ik moesten naar boven, het was de kamer naast de badkamer. Wij moesten toen wachten maar de vaginabol was nog niet klaar. Wij, [betrokkene 5], [medeverdachte 2] en ik moesten naar Schiphol met een snorder. [medeverdachte 2] regelde alles. Wij moesten op Schiphol een ticket gaan kopen. Onderweg naar Schiphol kregen [betrokkene 5] en ik allebei € 200,- van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] zei ook dat we niet samen het ticket mochten kopen. [medeverdachte 2] had verteld dat we een ticket naar Heathrow, Londen bij BMI moesten kopen. We zijn toen terug gegaan naar het huis van de dikke man. Toen we weer in het huis kwamen in de Kempering kregen we, [betrokkene 5] en ik, de vaginabol van dikke man. Hij gaf er een en zei dat er dan een morgen zou gaan reizen. Ik kreeg de vaginabol niet naar binnen en mijn zus ook niet. [medeverdachte 2] vertelde ons dat zij niet ging passen omdat zij iets vanuit Engeland moest meenemen naar Nederland. Ik geloofde dat toen niet. De dikke man vertelde toen dat ze het kleiner zouden laten maken en dat we dan morgen zouden gaan reizen. In het huis zaten we met [medeverdachte 4], [medeverdachte 2], [betrokkene 5] en ik in de kamer van de dikke man boven. In het huis in Kempering hebben we, [betrokkene 5] en ik, toen besloten om thuis te gaan slapen. Om tien uur in de ochtend hadden we een afspraak om weer naar het huis in Kempering te gaan. Toen we er weer waren hebben we smoesjes verzonnen om niet te gaan. [medeverdachte 2] kwam er later ook nog bij en die probeerde ons ook constant over te halen. [medeverdachte 2] wilde dat er een met de bus en een met het vliegtuig zou gaan. [medeverdachte 2] zou met een van ons meegaan, ze zei alleen niet met wie. V: We tonen je een foto, herken je deze persoon die wij kennen als [medeverdachte 1]? A: Dit is de dikke man waarover ik heb gesproken. Hij heeft het huis in nieuw Kempering. • Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [betrokkene 5] (dossierpagina 269, zaaksdossier C5), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: A: Ik kan mij niet al te veel herinneren van de ontmoeting met [medeverdachte 2] in het Grandcafe. V: Werd er bij de ontmoeting over drugs gesproken? A: Nou dat weet ik niet, maar [medeverdachte 2] zei wel tegen mij dat ze me nog zou bellen. V: Wanneer belde ze je? A: De volgende dag belde [medeverdachte 2] naar [betrokkene 4], want mijn nummer heeft ze niet. Ik hoorde toen [betrokkene 4] praten aan de telefoon en ik hoorde dat het ging over het naar Londen gaan. Ik werd door [betrokkene 4] gebeld waar ik bleef, want [medeverdachte 2] was er al. Ik bedoel bij het huis van [betrokkene 4]. Ik zag dat [medeverdachte 2] in deze zitten samen met een man die ik niet kende. Het is een negroïde man. V: Wat heb je toen gedaan? A: Ik ben toen naar boven gegaan om mijn tas te pakken. Toen we in de auto zaten is er wel over drugs gesproken. V: Wat werd er dan gezegd? A: [medeverdachte 2] begon hier over. [medeverdachte 2] vroeg of we serieus waren. Ik vroeg aan [medeverdachte 2] of we de drugs moesten slikken en zij zei toen van niet maar dat we het moesten duwen in onze vagina. [medeverdachte 2] zei dat we naar Londen moesten vliegen met een duwersbol en dat we daar dan € 500,- voor zouden krijgen. V: Toen je daar aankwam, wat hebben jullie toen gedaan? A: Toen we het huis binnenkwamen zijn we gelijk naar boven gegaan naar een slaapkamer. Ik zat daar met [betrokkene 4] in een slaapkamer. V: Hoe ging dat? A: Er kwam een snorder in een blauwe auto. Ik was samen met [betrokkene 4] en met [medeverdachte 2]. In de auto kregen [betrokkene 4] en ik geld van [medeverdachte 2]. Dit was het geld om het ticket te kopen naar Londen. V: Is er verder iets gezegd in de auto? A: Ja, [medeverdachte 2] zei dat we een voor een de tickets moesten gaan kopen, zodat het erop zou lijken dat we elkaar niet kenden. In de auto op de terugweg zei [medeverdachte 2] nog tegen mij dat ik niet zo naar haar had moeten kijken en zo zenuwachtig had moeten doen. V: Jullie rijden dus weer naar dat huis en wat gebeurde er toen? A: Zijn we gelijk naar boven gegaan naar de slaapkamer. [medeverdachte 2] ging toen naar beneden en kwam later weer naar boven, Ik zag toen dat zij een lange duwersbol in haar handen had. A: Ik wilde dit als eerste proberen. [medeverdachte 2] deed toen de duwersbol in een condoom en ze deed er glijmiddel op. Hierna ben ik gaan proberen om het in mijn vagina te krijgen. Dit lukte niet want het was veel te groot. [betrokkene 4] is toen gaan proberen de duwersbol in haar vagina te duwen, maar bij haar lukte het ook niet. Hierna ging [medeverdachte 2] naar beneden naar die negroïde man om het kleiner te laten maken. Na ongeveer 10 minuten kwam ze terug met die duwersbol. V: Was het nu kleiner gemaakt? A: Dat zei ze maar ik heb er niet echt naar gekeken. Ik heb toen weer geprobeerd om de bol in mijn vagina te krijgen. Maar ook dit keer lukte het niet. A: Het was dus al laat en de vlucht was al weg. We zijn toen met die negroïde man en met [betrokkene 4] en [medeverdachte 2] naar Schiphol gegaan. Verder met een snorder naar het huis van de negroïde man gegaan. V: Wie zaten er toen allemaal in het huis? A: Die negroïde man was daar. Ook een zus van [medeverdachte 2] was daar. A: Toen [betrokkene 4] en ik daar al ongeveer 2 uurtjes zaten kwam [medeverdachte 2] ook weer naar het huis. [medeverdachte 2] vroeg ook nog aan ons of we vanmiddag konden gaan. Verbalisanten tonen een foto van [medeverdachte 2]. A: Ja, dit is [medeverdachte 2]. Verbalisanten tonen een foto van [medeverdachte 1]. A: Ik weet niet wat zijn naam is, maar dit is wel die negroïde man. V: Wie was de opdrachtgever van dit drugssmokkelincident? A: Ik denk die negroïde man. V: Je moest dus eigenlijk drugs meenemen op de heenreis, maar moesten jullie ook nog iets meenemen op de weg terug? A: Nou niet dat ik weet. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 18 december 2007 om 15.33 uur tussen [medeverdachte 1] en NNman0791 (dossierpagina 29, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1] heeft stress, mannen die drugs in consignatie hebben gegeven willen geld zien. [medeverdachte 1] heeft nieuwe werkers maar geen geld voor hun tickets. (…) [medeverdachte 1]: De man die me de food heeft gegeven wil 500 euro. (…) [medeverdachte 1]: [medeverdachte 3] komt wel over met geld, weet je, maar het is het gezeik, [betrokkene 1] man. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 19 december 2007 om 01.39 uur tussen [medeverdachte 1] en NNvrouw (dossierpagina 46, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Je brengt toch zeven terug? [medeverdachte 3]: Ja, zeven. [medeverdachte 3] heeft 20 pond eruit gehaald om eten te kopen maar heeft problemen met geld opnemen gehad. [medeverdachte 1]: Dat weet ik niet. Ik heb al het papier nodig om aan de man te geven, dat weet je. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 21 december 2007 om 17.21 uur tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] (dossierpagina 48, zaaksdossier C7), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 1] heeft [medeverdachte 3] over laten stuiteren met 200 en dat is in feite wat [medeverdachte 1] het papierbedrag van heeft gekregen als [medeverdachte 3] niet over was gestuiterd dan zou [medeverdachte 1] kapot geweest zijn, [medeverdachte 1] heeft HEM het meeste geld betaald maar HIJ vraagt om nog 6000 maar [medeverdachte 1] zal HEM nog een paar dagen aan het lijntje moeten houden, de vriend van [medeverdachte 1] komt over met 10 bags. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 28 december 2007 om 14.07uur tussen [medeverdachte 1] en NNvrouw (dossierpagina 18, zaaksdossier C8), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: [medeverdachte 1]: Ik kom over een uur of twee, ik wacht op [medeverdachte 3] die komt met het vliegtuig uit Birmingham. NN: Goed [medeverdachte 1]: Ze heeft papieren en alles, maak je niet ongerust. • Het proces-verbaal van bevindingen (dossierpagina 41, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: Op 2 januari 2008 bevonden wij, verbalisanten, ons op de luchthaven Schiphol, gelegen in de gemeente Haarlemmermeer. Ik, Van der Meer, heb [medeverdachte 3] ter plaatse aangehouden. Ik, verbalisant Hipwell, heb verbalisant De Vries om assistentie verzocht teneinde [medeverdachte 3] aan een kledingonderzoek te onderwerpen. In afwachting van de komst van verbalisant De Vries verklaarde [medeverdachte 3] desgevraagd dat zij een zogenaamde duwersbol met cocaïne in haar lichaam had en dat zij deze zelf wilde verwijderen. [medeverdachte 3] heeft in bijzijn van, verbalisant De Vries, de zogenaamde duwersbol verwijderd uit haar vagina. Hierop heb ik de duwersbol in beslag genomen. • Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen verdachte [medeverdachte 3] (dossierpagina 51, zaaksdossier C9), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: Bij verdachte [medeverdachte 3] werd een zogenoemde duwersbol aangetroffen. Wij hebben de duwersbol nader onderzocht. […] Het nettogewicht van de aangetroffen stof, bedroeg totaal 193,2 gram. Monsterneming ingeschreven onder nummer 08-000306 A. • Het deskundigenrapport van het Douane Laboratorium d.d. 8 januari 2008 opgesteld door mw. Drs. M.M. Sarneel, hoofdscheikundige (dossierpagina 73, zaaksdossier C9), onder meer inhoudende dat het monster onder nummer 08-000306A cocaïne bevat. • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 28 januari 2008, omstreeks 16:10 uur, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 47, persoonsdossier B5): V: Op welk adres verblijft u in Nederland? A: Mijn opgegeven adres, [adres] in Amsterdam. • Het proces-verbaal van onderzoek inbeslagname van de Koninklijke Marechaussee, Team Migratie Criminaliteit, d.d. 28 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 33, zaaksdossier C10): Op 22 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op het adres van verdachte BACUS, gelegen aan de [adres] te Amsterdam. Tijdens bovengenoemde doorzoeking en bij de aanhouding zijn goederen in beslag genomen. Omschrijving goed Bijzonderheden Tas Hierin zaten de navolgende goederen Weegschaal Digitaal van het merk Tanita Lepel Hier zijn cocaïnesporen op gevonden Soldeerbout Geen bijzonderheden Mondkap 2x Doos verpakkingsmateriaal 3x met diepvrieszak of boterhamzak Folie 2 afgesneden rollen huishoudfolie Plakband 11 rollen plakband van verschillende maten Naaigarnituur 3 rollen naaigaren Ontvangstbewijs Schipholpas op naam van [verdachte] • Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 29 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 45-47, zaaksdossier C10): Locatie: Amsterdam, [adres] AANGETROFFEN SPOREN Spoortype : Chemische sporen Spooromschrijving : Drugs Veiliggesteld : Bemonsterd Vindplaats : Vanaf lepel SVO : AD08004488-0l Spoortype : Chemische sporen Spooromschrijving : Drugs Veiliggesteld : Bemonsterd Vindplaats : Vanaf weegschaal SVO : AD08004488-02 ONDERZOEK DRUGS Op dinsdag 29 januari 2008 is door ons een sporenonderzoek ingesteld waarbij de lepel en de weegschaal zijn onderzocht op aanwezigheid van verdovende middelen. Wij, verbalisanten zagen dat er een zeer geringe hoeveelheid wit kleurig poeder op zowel de weegschaal als de lepel aanwezig waren. Door mij, verbalisant van Brakel is de lepel en de weegschaal afzonderlijk door middel van een wattenstaafje afgenomen. Deze afname heeft twee keer plaatsgevonden waarbij een wattenstaafje is gebruikt om deze door middel van een MMC test te onderzoeken. Tijdens dit onderzoek gaf de MMC test van zowel de lepel als de weegschaal aan dat er een positieve verkleuring zichtbaar was. Dit houdt in dat er mogelijke aanwezigheid van verdovende middelen voorkomend op lijst 1 van de Opiumwet (cocaïne) is aangetoond. Door mij, verbalisant Van Brakel is het wattenstaafje afkomstig van de lepel voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-01. Door mij, verbalisant Van Brakel is het wattenstaafje afkomstig van de weegschaal voorzien van een afzonderlijk SVO nummer AD08004488-02. Beide sporen zullen voor onderzoek worden verstuurd naar het NFI te Den Haag. • Het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad AD.08004488.01/C 03 01.01.03/lepel en AD 08004488.02/C.03.01.01.02/ weegschaal, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. • Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 22 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 41, zaaksdossier C10): Wij, verbalisanten, tonen de verdachte de plattegrond van de woning van [adres] (De rechtbank begrijpt: te Amsterdam). Wij, verbalisanten, tonen de berging/kast op de plattegrond, welke aangegeven is met nummer 1. Wie heeft er toegang tot deze berging/kast? Ik (verdachte [betrokkene 6]) heb al gezegd dat de kast welke u toonde op slot zit en ik hier geen sleutel van had. [verdachte] heeft de kast op slot gedaan en heeft de sleutel meegenomen. • Het proces-verbaal van doorzoeking woning, d.d. 13 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 66-67, inbeslagnamedossier E1): Er werd op 18 januari 2008 binnengetreden in de woning, gelegen aan de [adres] te Amsterdam. In genoemde woning werd een tas met kleding met daarin een zakje met een hoeveelheid wit poeder aangetroffen. • Het proces-verbaal van onderzoek inbeslagname, d.d. 20 februari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina 48, inbeslagnamedossier C18): Op 19 januari 2008 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden op de verblijfsadressen van verdachte [medeverdachte 1], gelegen aan de [adres] en [adres] te Amsterdam. Tijdens bovengenoemde doorzoekingen zijn goederen in beslag genomen. Omschrijving goed Bijzonderheden Zwarte nylon tas In deze tas zijn de verdovende middelen aangetroffen. Cocaïne In een slaapkamer, in een zwarte nylon tas, zat een vuilniszakje met cocaïne erin. • Het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen verdachte [medeverdachte 1], d.d. 21 januari 2008, zakelijk weergegeven onder meer inhoudende (dossierpagina’s 68-69, zaaksdossier C12): Op maandag 21 januari 2008 werd door ons een onderzoek verricht aan de door/bij verdachte [medeverdachte 1] aangetroffen en inbeslaggenomen -3- slikkersbollen en een -1- brok vermoedelijke cocaïne. Wij zagen dat -3- slikkersbollen qua grootte en vorm nagenoeg identiek waren. Wij hebben deze -3- slikkersbollen categorie A genoemd. De aangetroffen brok vermoedelijke cocaïne hebben wij categorie B genoemd. Het netto gewicht van de aangetroffen stof, bedroeg totaal ongeveer 142.10 gram. Vervolgens nam ik, GROENHEIJDE 2 representatieve monsters van de aangetroffen stof bestemd om ter analyse te worden overgebracht naar het Douanelaboratorium te Amsterdam. Bij het District Koninklijke Marechaussee Schiphol te Schiphol is voornoemde monsterneming ingeschreven onder nummer: 08-004488 A t/m B. • Het rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van 23 januari 2008 betreffende het onderzoek naar de aangetroffen verdovende middelen, inhoudende de conclusie dat het materiaal ad 08-004488 A en 08-004488 B, cocaïne bevatte, welke substantie is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. • Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 02:19 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] (dossierpagina 15, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) Vrouw vraagt of [medeverdachte 1] weet hoe laat het morgen zal zijn. [medeverdachte 1] is er niet zeker van - elf, of een of twee’. Waarop vrouw zegt: dat is een groot tijdsverschil, als ik daar om tien uur ben. [medeverdachte 1] zegt, je hoeft niet alles te wisselen, je hebt het geld voor je vlucht. Ze moet dat geld apart houden. Vrouw gaat ‘hem’ nu bellen. Vrouw vraagt hoeveel ze eruit moet halen. Twee biljetten [lett. Twee bills], zeg [medeverdachte 1] maar het is al gewisseld. Vrouw zegt ‘hij’ moet toch twee biljetten hebben want ik betaal de vlucht niet. Een schriftelijk stuk te weten het tapgesprek d.d. 2 december 2007 om 14:20 uur tussen [medeverdachte 1] en NNvrouw [medeverdachte 3] (dossierpagina 25, zaaksdossier C14), zakelijk weergegeven onder meer inhoudende: (…) [medeverdachte 1]: Hoeveel ponden gaf je aan haar? NNM: Ehh..negen honderd vijf en zeventig. [medeverdachte 1]: 9 7 5 NNM: Negen honderd vijf en zeventig..ja. (…) [medeverdachte 1]: Maar ik heb die vijf ‘bulls’ [vermoedelijk vijftig] morgen nodig dat weet je. 4.4 Overwegingen en bijbehorende beslissingen aangaande het bewijs 4.4.1 Het bestanddeel cocaïne (feit 1 en 2) Ten aanzien van de bewezenverklaarde bestanddelen ‘cocaïne’ neemt de rechtbank de volgende omstandigheden – in onderling verband en samenhang bezien- in aanmerking. Op 22 januari 2008 zijn tijdens een doorzoeking op het adres van verdachte, gelegen aan de [adres] te Amsterdam, diverse gereedschappen en verpakkingsmateriaal aangetroffen. Hierbij zijn op enkele delen van het gereedschap (te weten een lepel en een weegschaal), blijkens rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut van 15 april 2008, sporen aangetroffen van een materiaal bevattende cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart in haar verhoor op 24 januari 2008 (14:10 uur), dat zij bij een Afrikaan genaamd [verdachte] thuis is geweest. [verdachte] pakte volgens [medeverdachte 3] het ‘spul’ in, wat zij ook ten tijde van haar aanhouding bij zich had. Uit het rapport van het Douane Laboratorium van 8 januari 2008 blijkt dat [medeverdachte 3] cocaïne bij zich had ten tijde van haar aanhouding. Aan [medeverdachte 3] wordt, door de verbalisanten, een foto getoond van verdachte. Zij herkent hem als [verdachte]. Op 2 januari 2008 is medeverdachte [medeverdachte 3] op Schiphol aangehouden door de Koninklijke Marechaussee. Daarbij was zij in het bezit van een zogenoemde duwersbol met daarin materiaal bevattende cocaïne, zoals vastgesteld in het rapport van het Douane Laboratorium van 8 januari 2008. Op 19 januari 2008 is tijdens de doorzoeking in het pand aan de [adres] te Amsterdam, de woning waar medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verbleven, blijkens het rapport van het Douane Laboratorium Amsterdam van 23 januari 2008 materiaal bevattende cocaïne aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte 3] geeft aan in haar verhoor op 24 januari 2008, 14.10 uur, voor medeverdachte [medeverdachte 1] meerdere malen cocaïne te hebben vervoerd. Daarbij heeft medeverdachte [medeverdachte 3] tevens verklaard dat het smokkelen telkens op dezelfde manier plaatsvond en bij eerdere drugstransporten telkenmale cocaïne te hebben vervoerd. Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft in haar verhoor op 24 januari 2008, omstreeks 12:15 uur, ten aanzien van het versluierde taalgebruik in de afgeluisterde gesprekken verklaard, dat waar gesproken wordt over ‘food’ (eten) daar drugs mee worden bedoeld. Medeverdachte [medeverdachte 3] is in haar verhoor op 25 januari 2008, omstreeks 11.15 uur, een afgeluisterd telefoongesprek voorgehouden van 13 oktober 2007 om 22:14 uur. [medeverdachte 3] verklaart dat zij in dit gesprek aan verdachte bevestigt dat de bollen die hij heeft gemaakt (met daarin verdovende middelen), te groot zijn geworden. Ten slotte heeft de rechtbank uit het dossier en uit het onderzoek ter terechtzitting geen aanwijzingen verkregen, dat verdachte en zijn mededaders zich met andere verdovende middelen dan cocaïne hebben beziggehouden. Het voorgaande brengt met zich dat naar het oordeel van de rechtbank vast is komen te staan dat verdachte en zijn mededaders cocaïne hebben geëxporteerd, danwel voorbereidingshandelingen daartoe hebben getroffen. 4.4.2 De betrouwbaarheid van de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3] Door de raadsman van verdachte is aangevoerd dat de verklaringen die door medeverdachte [medeverdachte 3] zijn afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee onbetrouwbaar zijn. De raadsman heeft daartoe – kort samengevat- het volgende betoogd. Verdachte stelt medeverdachte [medeverdachte 3] – afgezien van de behandeling ter terechtzitting – niet eerder ontmoet te hebben. Tijdens het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 3] is aan haar een foto van verdachte voorgehouden, waarna zij alles heeft verklaard wat de verhorende ambtenaren wensten te horen. Zodoende betrof dit verhoor, aldus de raadsman, het vragen naar een bevestiging omtrent de rol van verdachte. Weliswaar heeft medeverdachte [medeverdachte 3] verklaard bij verdachte thuis in zijn woning te zijn geweest, maar [medeverdachte 3] heeft die woning slechts in algemene bewoordingen omschreven. Dit terwijl die woning in de Bijlmer is gelegen waar alle woningen nagenoeg identiek aan elkaar zijn. Bovendien heeft zij niet verklaard wanneer en op welk tijdstip zij in de woning is geweest, terwijl verdachte destijds twee banen had en een zeer vol dagprogramma. Gelet hierop kan niet worden uitgegaan van de juistheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3]. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende. Aan medeverdachte [medeverdachte 3] wordt in het verhoor van 24 januari 2008, omstreeks 14:10 uur, een afgeluisterd telefoongesprek voorgehouden. Dit gesprek werd vermoedelijk gevoerd tussen medeverdachte [medeverdachte 1] en een andere man, waarbij ook [medeverdachte 3] met die andere man zou hebben gesproken. Medeverdachte [medeverdachte 3] wordt omtrent deze man nader bevraagd en draagt vervolgens zelf nadere informatie omtrent deze persoon aan. Pas nadat [medeverdachte 3] deze persoon en zijn activiteiten benoemd heeft, wordt haar door verbalisanten – overigens aan het einde van het verhoor - een foto getoond van verdachte. Zij herkent verdachte als de Afrikaanse man die zij kent onder de naam [verdachte] en die zij voorafgaande in het verhoor heeft beschreven. Daarnaast acht de rechtbank de verklaringen die medeverdachte [medeverdachte 3] heeft afgelegd met betrekking tot verdachte zeer gedetailleerd. De rechtbank merkt op dat deze verklaringen ondersteund worden door andere bewijsmiddelen. Zo is opvallend dat [medeverdachte 3] verklaart (verhoor van 24 januari 2008, omstreeks 14.10 uur) een maand voor kerst de woning van verdachte te hebben bezocht, waarna deze op een later moment met vakantie is gegaan. Laatstgenoemde omstandigheid komt overeen met de verklaring van verdachte zelf (verhoor van 28 januari 2008, omstreeks 16:10 uur), waarin hij aangeeft op 25 januari 2008 te zijn aangekomen op Schiphol, nadat hij zes weken vakantie had gehouden in Nigeria. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 3], afgelegd bij de Koninklijke Marechaussee, gelet op het voorgaande, dan ook als betrouwbaar aan te merken, zodat deze voor het bewijs kunnen worden gebezigd. 4.4.3 Het medeplegen van feit 2 Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van het medeplegen van voorbereidingshandelingen en heeft daartoe – kort weergegeven – het volgende betoogd. Ten eerste is niet duidelijk geworden waaruit de identiteit van de betrokken personen in het afgeluisterde telefoongesprek van 23 oktober 2007, 22.14 uur (pagina 71 zaaksdossier C10) blijkt. Uit de inhoud van dit telefoongesprek volgt niet dat verdachte bolletjes heeft geprepareerd. Ten tweede heeft verdachte niets te maken met de tas die in zijn huis is aangetroffen, waarin materialen zaten waarmee bolletjes met verdovende middelen vervaardigd kunnen worden. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Afgeluisterde telefoongesprekken Ter terechtzitting heeft verdachte niet betwist dat hij de aan hem voorgehouden tapgesprekken heeft gevoerd (waaronder het hiervoor genoemde gesprek van 23 oktober 2007, 22.14 uur). Verdachte verklaarde dat hij niet meer wist wat de inhoud van deze gesprekken betrof. Wel heeft verdachte erkend dat de afgeluisterde telefoonnummers, te weten de nummers [telefoonnummer] en het nummer [telefoonnummer], aan hem toebehoorden. Daarnaast heeft medeverdachte [medeverdachte 3] (verhoor van 24 januari 2008, omstreeks 14:10 uur), verklaard dat in het voorgehouden gesprek van 13 oktober 2007 om 22:14 uur zij met verdachte heeft gesproken. In dit verband verwijst de rechtbank voorts naar hetgeen zij reeds hiervoor onder 4.4.1 en 4.4.2 heeft overwogen. Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank vast komen te staan dat verdachte heeft deelgenomen aan het bewuste gesprek van 23 oktober 2007, 22.14 uur. Aangetroffen tas, [adres] te Amsterdam Op 28 januari 2008 werd tijdens een doorzoeking in het pand aan de [adres] te Amsterdam een tas aangetroffen met daarin diverse gereedschappen en materialen. Deze voorwerpen zijn geschikt voor het verpakken van verdovende middelen en op enkele voorwerpen zijn cocaïnesporen aangetroffen (zoals blijkt uit het hiervoor onder 4.3. genoemde proces-verbaal van onderzoek inbeslagname, d.d. 20 februari 2008). De rechtbank is van oordeel dat deze tas met inhoud toebehoorde aan verdachte en baseert dit oordeel op de volgende omstandigheden: het adres [adres] betrof het adres van verdachte; in de tas waarin de bedoelde voorwerpen zijn aangetroffen, bevond zich een ontvangstbewijs voor een Schipholpas op naam gesteld van verdachte [verdachte]; voornoemde goederen zijn blijkens het proces-verbaal van doorzoeking woning (inbeslagnamedossier E.5, pagina 6), aangetroffen in een vaste kast behorende bij de slaapkamer; medeverdachte [betrokkene 6] heeft in zijn verhoor op 22 januari 2008 verklaard dat verdachte deze kast op slot had gedaan en de sleutel daarvan had meegenomen. Medeverdachte [betrokkene 6] verklaarde zelf geen sleutel van de kast te bezitten; uit de in de bewijsmiddelen opgenomen afgeluisterde telefoongesprekken, en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] volgt, dat verdachte zich bezig hield met het vervaardigen van bollen met daarin verdovende middelen. Nauwe en bewuste samenwerking De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen af dat er een samenwerkingsverband heeft bestaan tussen verschillende personen die zich bezighielden met het voorbereiden en de uitvoer van drugstransporten. Verdachte hield zich binnen dat verband bezig met het prepareren van bollen met daarin cocaïne. Medeverdachte [medeverdachte 1] trad binnen dat verband op als organisator van de drugstransporten en hij onderhield de contacten met de daarbij betrokken personen. Verdachte had binnen het netwerk rechtstreeks contact met medeverdachte [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 3], die optrad als koerier van cocaïne en geld. Uit de bewijsmiddelen blijkt weliswaar niet dat verdachte ook rechtsreeks contact heeft gehad met de andere binnen het netwerk optredende personen. Echter, door actief deel te nemen aan een samenwerkingsverband van mensen dat zich bezighield met het organiseren van drugstransporten, heeft hij zich aangesloten bij de verrichtingen van elke andere persoon die optrad binnen dat samenwerkingsverband. De rechtbank acht dan ook bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan het onder 2. bewezenverklaarde feit. 5. Strafbaarheid van de feiten Het bewezenverklaarde levert op: feit 1: voortgezette handeling van medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod; feit 2: medeplegen van het voorbereiden of bevorderen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, door zich of een ander gelegenheid of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen, of mede te plegen, daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en voorwerpen en gelden voorhanden te hebben waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd. 6. Strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar. 7. Motivering van de sancties 7.1 Hoofdstraf Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht, gericht op het uitvoeren van verdovende middelen. In dat kader heeft verdachte onder meer verpakkingsmateriaal en gereedschap voorhanden gehad ten behoeve van het prepareren van verdovende middelen. De rol van verdachte bestond uit het vervaardigen van bollen met daarin cocaïne. Daarnaast heeft verdachte zich op 14 oktober 2007 samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan de uitvoer uit Nederland van een hoeveelheid cocaïne. Cocaïne is een voor de gezondheid zeer schadelijke stof. Tevens gaan de verspreiding van en handel in cocaïne gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof. De rechtbank verwijt verdachte dat hij zich heeft beziggehouden met in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten en daarbij enkel uit winstbejag heeft gehandeld zonder zich te bekommeren omtrent de gezondheidsrisico’s van anderen. Naar het oordeel van de rechtbank staan de door haar bewezenverklaarde uitvoer van cocaïne op 14 oktober 2007, en de daarbij getroffen voorbereidingshandelingen in zodanig verband, dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling. Beide feiten zijn het gevolg van eenzelfde wilsbesluit en bestaan uit gelijksoortige handelingen. De rechtbank zal het bepaalde in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht toepassen. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd, nu de rechtbank verdachte vrijspreekt van een tenlastegelegd transport en rekening houdt met het bepaalde in artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. 7.2 Verbeurdverklaring De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - drie sim-kaarten, - één Nokia telefoontoestel, dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van die voorwerpen die aan verdachte toebehoren, zijn begaan of voorbereid. 7.3 Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: - één HW Travel tas, - één Tanita Weegschaal, - één lepel, - één Soldeerbout, - twee stuks Mondkap, - drie Albert Heijn dozen, - twee stuks folie, - elf stuks plakband, - drie stuks naaigarnituur, dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen behoren verdachte toe. Het onder 2 bewezenverklaarde feit is met betrekking tot deze voorwerpen begaan. Het ongecontroleerde bezit van voormelde in beslag genomen voorwerpen is in strijd met de wet en/of het algemeen belang. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 47, 56, 57 van het Wetboek van Strafrecht; artikelen 2, 10, 10a van de Opiumwet. 9. Beslissing De rechtbank: Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 weergegeven. Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij. Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar. Veroordeelt verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien (16) maanden met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot zes (6) maanden, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht. Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte. Verklaart verbeurd: - drie sim-kaarten, - één Nokia telefoontoestel. Onttrekt aan het verkeer: - één HW Travel tas, - één Tanita Weegschaal, - één lepel, - één Soldeerbout, - twee stuks Mondkap, - drie Albert Heijn dozen, - twee stuks folie, - elf stuks plakband, - drie stuks naaigarnituur. Gelast de teruggave aan verdachte van: - één stuk diverse, - twee Nokia dozen, - drie stuks diverse bescheiden, - drie foto’s, - één bankpas, - één telefoontoestel, - één ontvangstbewijs. 10. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lelie, voorzitter, mrs. Van den Bos en Eichperger, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. De Witte en Zeeman, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 maart 2009.