Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC0712

Datum uitspraak2007-12-21
Datum gepubliceerd2007-12-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers15/751634-06
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vonnis medeverdachte Willem H. Vrijspraak afpersing Houtman en verboden wapenbezit. Bespreking door de raadsman van verdachte gevoerde verweren omtrent de bewijsverkrijging met betrekking tot de ten laste gelegde overtreding van bepalingen uit de Wet wapens en munitie. De raadsman heeft in dat verband aangevoerd dat de doorzoeking van de woning van zijn cliënt onrechtmatig was en dat om die reden de vrucht van die doorzoeking, te weten het aantreffen van de in de tenlastelegging opgenomen munitie, van het bewijs dient te worden uitgesloten. (...) De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de omstandigheid dat inmiddels ruim zes maanden waren verstreken sedert de zojuist beschreven aanhouding en het aantreffen van bij de Wet wapens en munitie verboden voorwerpen bij de broer van verdachte, onvoldoende grondslag kon bieden voor uitoefening van de bevoegdheid van artikel 49 Wet wapens en munitie. Aangezien niet is gebleken, dat voor het vereiste redelijke vermoeden ook nog andere informatie voorhanden was, is de rechtbank van oordeel dat bij de huiszoeking op 7 augustus 2006 de daarbij gehanteerde, op artikel 49 van Wet wapens en munitie gebaseerde bevoegdheid niet rechtmatig is toegepast. De middels deze doorzoeking verkregen vrucht, het aantreffen van de op de tenlastelegging opgenomen munitie, sluit de rechtbank dan ook als onrechtmatig verkregen, van het bewijs uit. Nu geen ander wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, zal de rechtbank verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde vrijspreken.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector Strafrecht Meervoudige strafkamer Parketnummer: 15/751634-06 Uitspraakdatum: 21 december 2007 Tegenspraak strafvonnis (138 Sv) Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 6 oktober 2006, 2 april 2007, 3 april 2007, 5 april 2007, 12 april 2007, 16 april 2007, 7 mei 2007, 25 september 2007, 8 november 2007, 9 november 2007, 12 november, 13 november 2007, 22 november 2007 en 7 december 2007 in de zaak tegen: Mark G., geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende te [adresgegevens]. 1. Tenlastelegging Aan verdachte is, na de nadere omschrijving tenlastelegging van 2 april 2007 die de rechtbank niet heeft toegestaan ten aanzien van hetgeen als feit 1 werd omschreven, ten laste gelegd, dat: FEIT 2 hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2004 tot en met 2 november 2005, te Amsterdam en/of /althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld C.D. Houtman heeft gedwongen tot de afgifte van (ongeveer) € 1.000.000,-, althans een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan die Houtman, in ieder geval aan (een) ander(en) dan verdachte en/of zijn mededader(s), bestaande dat geweld en/of die bedreiging met geweld hierin dat hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s): - naar (de woning van) die Houtman is/zijn gegaan en/of dreigend tegen die Houtman heeft/hebben gezegd dat hij dat/een geldbedrag moest betalen omdat anders zijn woning zou worden opgeblazen en/of hij, Houtman, en/of (één of meer van) zijn familieleden zou(den) worden gedood, althans woorden van een dergelijke dreigende aard en/of strekking, en/of - meermalen, althans eenmaal, op een voor die Houtman dreigende wijze een (vuur)wapen, in ieder geval een voor bedreiging geschikt voorwerp, aan die Houtman heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of op die Houtman heeft/hebben gericht, en/of - meermalen, althans eenmaal, dreigend die Houtman (in café De Hallen) heeft/hebben toe gesproken en/of (in een hoek) klem gezet, en/of - meermalen, althans eenmaal, dreigend die Houtman (vanuit café De Hallen) heeft/hebben meegenomen, en/of - (door één of meer van voornoemde handelingen) een dermate dreigende situatie en/of sfeer voor die Houtman heeft/hebben gecreëerd en/of in stand gehouden, dat de vrees van die Houtman voor geweld van de zijde van verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) gerechtvaardigd was; FEIT 3 hij op of omstreeks 7 augustus 2006 te Amsterdam, munitie van categorie III, te weten: - 40 (rondneus) patronen (kaliber .38), en/of - 20 (wadcutter) patronen (kaliber .38) voorhanden heeft gehad. De in deze tenlastelegging met betrekking tot dit feit gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daar aan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in die betekenis te zijn gebezigd. 2. Voorvragen De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging. 3. Bewijs 3.1. Vordering van de officieren van justitie De officieren van justitie hebben gerequireerd tot vrijspraak van het medeplegen van afpersing van Houtman (feit 2) en tot veroordeling ter zake van overtreding van het bepaalde in artikel 26 van de Wet wapens en munitie (feit 3, te weten het voorhanden hebben van zestig patronen kaliber. 38) tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Met betrekking tot de in beslag genomen patronen hebben de officieren van justitie gevorderd dat deze worden onttrokken aan het verkeer. 3.2. Bespreking van verweren De raadsman heeft betoogd dat zijn cliënt ten aanzien van de beide hem ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De rechtbank is met de officieren van justitie en de raadsman van verdachte van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte heeft deelgenomen aan de ten laste gelegde afpersing van Houtman. Zij zal dan ook nog slechts een bespreking wijden aan de door de raadsman van verdachte gevoerde verweren omtrent de bewijsverkrijging met betrekking tot de ten laste gelegde overtreding van bepalingen uit de Wet wapens en munitie. De raadsman heeft in dat verband aangevoerd dat de doorzoeking van de woning van zijn cliënt onrechtmatig was en dat om die reden de vrucht van die doorzoeking, te weten het aantreffen van de in de tenlastelegging opgenomen munitie, van het bewijs dient te worden uitgesloten. Hij heeft dit standpunt als volgt toegelicht. Blijkens een op 7 november 2007 door verbalisant RN03-038 van het Korps Landelijke Politie Diensten opgemaakt proces-verbaal van bevindingen is verdachte op 8 februari 2006 als verdachte gehoord. Op 7 augustus 2006 is verdachte aangehouden, op bevel van de officier van justitie en is zijn woning doorzocht. In de tussenliggende periode zijn in het zogenaamde Houtman-dossier de getuigen A en C gehoord, welke een voor verdachte bezwarende verklaring hebben afgelegd hetgeen aanleiding gaf tot aanhouding van verdachte. Ter uitoefening van bevoegdheden berustend op het bepaalde in de artikelen 49 van de Wet wapens en munitie en 53 en 54 van het Wetboek van Strafvordering is een machtiging binnentreden in een woning afgegeven. Deze machtiging is afgegeven door een (hulp)officier van justitie die niet bij naam maar slechts bij nummer is aangeduid en afgegeven aan de verbalisant die evenmin bij naam, maar slechts bij nummer is aangeduid. Nu daardoor niet is vast te stellen of deze ambtenaren bevoegd waren, moet reeds om die reden de huiszoeking als onrechtmatig worden bestempeld, aldus de raadsman. Daarnaast was geen sprake van het voor toepassing van de in artikel 49 Wet wapens en munitie bedoelde bevoegdheid van huiszoeking ter inbeslagneming vereiste redelijke vermoeden, zodat de huiszoeking ook om die reden onrechtmatig was. Tot vaststelling van dat redelijke vermoeden kan immers niet dienen de omstandigheid dat verdachte’s broer eind januari 2006 was aangehouden en dat bij die gelegenheid in het kader van een doorzoeking van diens woning voorwerpen waren aangetroffen waarvan het bezit strijd oplevert met het bepaalde in de Wet wapens en munitie. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat de omstandigheid dat inmiddels ruim zes maanden waren verstreken sedert de zojuist beschreven aanhouding en het aantreffen van bij de Wet wapens en munitie verboden voorwerpen bij de broer van verdachte, onvoldoende grondslag kon bieden voor uitoefening van de bevoegdheid van artikel 49 Wet wapens en munitie. Aangezien niet is gebleken, dat voor het vereiste redelijke vermoeden ook nog andere informatie voorhanden was, is de rechtbank van oordeel dat bij de huiszoeking op 7 augustus 2006 de daarbij gehanteerde, op artikel 49 van Wet wapens en munitie gebaseerde bevoegdheid niet rechtmatig is toegepast. De middels deze doorzoeking verkregen vrucht, het aantreffen van de op de tenlastelegging opgenomen munitie, sluit de rechtbank dan ook als onrechtmatig verkregen, van het bewijs uit. Nu geen ander wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen, zal de rechtbank verdachte van het onder feit 3 ten laste gelegde vrijspreken. 3.3. Vrijspraak De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 2 en 3 is ten laste gelegd. De rechtbank zal verdachte voor deze feiten vrijspreken. 4. Onttrekking aan het verkeer De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen patronen dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Het ongecontroleerde bezit van deze aan verdachte toebehorende voorwerpen is in strijd met de wet. Niettegenstaande het feit dat verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde bezit, is vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan met betrekking tot die voorwerpen. 5. Toepasselijke wettelijke voorschriften De volgende wetsartikelen zijn van toepassing: Wetboek van Strafrecht, artikelen 36b, 36c. 6. Beslissing De rechtbank: Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Onttrekt aan het verkeer: 60.00 STK Patroon, 40 rondneus – en 20 wadcutterpatronen, kaliber .38. 7. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter, mrs. I.A.M. Tel en H.A. Pott Hofstede, rechters, in tegenwoordigheid van de griffiers mrs. H.W. van der Ploeg en C.C.J Antonos, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2007.