Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BA7391

Datum uitspraak2007-06-14
Datum gepubliceerd2007-06-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/525014-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft tezamen met zijn mededaders een overval gepleegd op een disco/loungeclub 'Jimmy Woo'. Bij de overval zijn zeven personeelsleden onder bedreiging van vuurwapens vastgebonden en enige tijd van hun vrijheid beroofd.


Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM Parketnummer: 13/525014-07 Datum uitspraak: 14 juni 2007 op tegenspraak VERKORT VONNIS van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen [verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het [adres] gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Haaglanden” te Scheveningen. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2007. 1. Telastelegging Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. Van de dagvaarding en de vordering wijziging telastelegging zijn kopieën als bijlage 1 en 2 aan dit vonnis gehecht. De gewijzigde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen Ontvankelijkheid van de officier van justitie Met de raadsman – en in tegenstelling tot hetgeen door de officier van justitie is betoogd – is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 telastegelegde vrijheidsberoving in eendaadse samenloop is begaan met de onder 1 telastegelegde diefstal met geweld en bedreiging met geweld. Dienaangaande is in onderlinge samenhang doorslaggevend dat de telastegelegde geweldsaspecten bij bedoelde diefstal en vrijheidsberoving identiek zijn alsmede dat zowel artikel 282 als artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht (mede) beogen de integriteit van het menselijk lichaam te beschermen. Anders dan de raadsman heeft betoogd, raakt de omstandigheid dat sprake is van één feit in de zin van artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht niet de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, noch leidt een en ander rechtens tot ontslag van alle rechtsvervolging. De rechtbank zal conform het bepaalde in laatstgenoemd artikel bij de bepaling van de op te leggen straf slechts artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht toepassen. 3. Waardering van het bewijs De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 1. op 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - een geldbedrag van ongeveer 15.000 Euro en een kluisje met muntgeld en een exploitatievergunning toebehorende aan de Jimmy Woo en/of aan [slachtoffer1] en - een geldbedrag van ongeveer 200 Euro en bankpassen toebehorende aan [slachtoffer2] en - een donkerrode platentas met daarin onder andere cd's toebehorende aan [slachtoffer8] en - een rugtas met inhoud van het merk Nike toebehorende aan [slachtoffer3], en een rugtas van het merk Puma, en een geldbedrag van ongeveer 245 Euro toebehorende aan [slachtoffer4], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [[slachtoffer6] en [slachtoffer7], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat hij, verdachte, en zijn mededaders - vuurwapens op die [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer6] en [slachtoffer7] hebben gericht en - een vuurwapen hebben doorgeladen en - met een vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer5] hebben geslagen en - die [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer6] of [slachtoffer7] hebben gedwongen om op de grond te gaan liggen en te blijven liggen en - met tie-rips de handen van die [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer6] en [slachtoffer7] achter hun ruggen hebben vastgebonden; 2. op 27 november 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer6] en [slachtoffer7] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededaders - twee vuurwapens op die [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer6] en [slachtoffer7] gericht en een vuurwapen doorgeladen en - die [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer6] en [slachtoffer7] gedwongen om op de grond te gaan liggen en te blijven liggen en - met tie-rips de handen van die [slachtoffer2] en [slachtoffer5] en [slachtoffer3] en [slachtoffer4] en [slachtoffer6] en [slachtoffer7] achter hun ruggen vastgebonden. Voorzover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad. 4. Het bewijs De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 8 maanden, met aftrek van voorarrest. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft tezamen met zijn mededaders een overval gepleegd op een disco/loungeclub. Bij de overval zijn zeven personeelsleden onder bedreiging van vuurwapens vastgebonden en enige tijd van hun vrijheid beroofd. Een van de slachtoffers is tijdens een worsteling zo hard met een vuurwapen op zijn hoofd geslagen dat hij zich later in een ziekenhuis aan zijn verwondingen heeft moeten laten behandelen. Een ander slachtoffer is na een vluchtpoging, wederom onder bedreiging met een vuurwapen, door verdachte teruggehaald, en vervolgens gedwongen om de kluis te openen, waarna de overvallers er met een aanzienlijk geldbedrag vandoor zijn gegaan. De overval was tevoren zorgvuldig gepland en verdachte heeft als deelnemer aan de overval een belangrijke rol gespeeld in zowel de voorbereiding als de uitvoering. Diverse slachtoffers zijn door hetgeen is voorgevallen ernstig geshockeerd en hebben tijdens de overval voor hun leven gevreesd. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven daarvan nog langdurig nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dit klemt temeer daar het feit gepleegd werd op de werkplek van de slachtoffers zodat zij hieraan nog dagelijks herinnerd zullen worden. Dit zijn ernstige feiten waarvoor in beginsel slechts een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden is. Met in achtneming van het in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht bepaalde neemt de rechtbank hierbij voor alle mededaders, die zij een gelijkwaardige rol toerekent, als uitgangspunt een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Ten nadele van verdachte neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat hij blijkens een uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 1 februari 2007 reeds eerder terzake van vermogensmisdrijven is veroordeeld, terwijl tijdens het begaan van het bewezengeachte bovendien de proeftijd van één dezer veroordelingen nog niet was geëindigd. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte gedurende het proces de bereidheid heeft getoond om (in elk geval wat betreft zijn eigen aandeeel) openheid van zaken te geven en vrijwel vanaf het begin heeft toegegeven bij de overval betrokken te zijn geweest. Dit alles tegen elkaar afwegende ziet de rechtbank geen reden om ten gunste van verdachte naar beneden toe af te wijken van haar uitgangspunt, noch een hogere straf op te leggen. Verbeurdverklaring De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de onder de nummers 2, 43 en 45 genoemde voorwerpen op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan. Onttrekking aan het verkeer De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: de onder nummer 44 genoemde voorwerpen op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien deze voorwerpen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl deze voorwerpen kunnen dienen tot begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33a, 33b, 36b, 36d, 47, 55, 57, 282 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde: Eendaadse samenloop van: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart [verdachte], daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden. Verklaart verbeurd: de voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 2, 43 en 45 op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Verklaart onttrokken aan het verkeer: de voorwerpen zoals genoemd onder nummer 44 op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Gelast de teruggave aan verdachte van: de voorwerpen zoals genoemd onder de nummers 38 t/m 42 en 49 t/m 52 op de als bijlage 3 aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen. Dit vonnis is gewezen door mr. T.G. van der Schroeff, voorzitter, mrs. H.M.J. Quaedvlieg en J. Piena, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 juni 2007.