Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AX5516

Datum uitspraak2006-05-29
Datum gepubliceerd2006-05-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/610125-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Incassobureau incasseert vorderingen met gebruikmaking van geweld, bedreiging met geweld en wederrechtelijke vrijheidsberoving.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/610125-05 Uitspraak d.d. : 29 mei 2006 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum en -plaats] adres : [adres] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in P.I. Overijssel - HvB Zwolle, Huub van Doornestraat 15 Zwolle. 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 29 maart 2006 en 15 mei 2006. 2. De tenlastelegging De verdachte staat na wijziging van de tenlastelegging terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 1250,-, in elk geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het met geweld vastpakken en/of door elkaar schudden van genoemde [slachtoffer 1] en/of het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en/of het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [medeverdachte 1] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en/of "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of het dreigend duwen van een pistool, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 1] en/of het met geweld naar beneden duwen van het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of daarbij tegen die [slachtoffer 1] roepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [medeverdachte 1]" en/of het dreigend tegen die [slachtoffer 1] roepen "Mond open. Doe je bek open" en/of (vervolgens) dreigend in de mond van die [slachtoffer 1] duwen of brengen van een pistool of revolver, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of daarbij dreigend roepen: "Wij zijn tot veel in staat. We krijgen dat geld of ik trek hem nu meteen af. Je zult godverdomme met geld komen" en/of "als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of het (onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 1]) dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Met [medeverdachte 1], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of het dreigend tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je hebt altijd gezegd dat ik niets meer tegoed heb van jullie. Weet je nog toen ik je voor je kop sloeg daar in die loods. Ik ben door jullie mijn nieuwe laadschop en mijn Ferrari en andere auto's kwijtgeraakt. Jullie hebben mij verraden bij de politie", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; (art. 317 van het Wetboek van Strafrecht) 2. hij op of omstreeks 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, bestaande uit het in de woning duwen van die [slachtoffer 2] en/of het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij moest gaan zitten en/of het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en/of het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en hem (verdachte) belogen had en/of het naar buiten duwen van die [slachtoffer 2] en/of het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en/of het met geweld vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en/of het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [medeverdachte 1] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en/of "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of het tegen zijn wil in een auto doen plaatsnemen van die [slachtoffer 1] en/of het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en/of het tegen haar wil in een auto duwen van die [slachtoffer 2] en/of het duwen of brengen van een pistool, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 1] en/of het duwen of houden van een pistool of revolver, in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 2] en/of het aan de haren trekken van die [slachtoffer 2] en/of het met geweld duwen van een elleboog tegen de mond en/of kin van die [slachtoffer 2] en/of het tegen de wil van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hem ([slachtoffer 1]) laten rijden naar of in de buurt van de Rabobank te Haelen en/of (na het pinnen bij die bank) naar een zandweg (genaamd Terbetenweg) en/of het met geweld vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en/of daarbij zeggen: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking; (artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht) 3. hij in of omstreeks de periode van 02 december 2005 tot en met 15 december 2005 te Nunhem, althans in de gemeente Haelen, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van Euro 281.000,-, in elk geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, - onder de omstandigheid dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, op of omstreeks 01 december 2005 die [slachtoffer 2] in haar woning had geduwd en/of tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij moest gaan zitten en/of tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en/of aan die [slachtoffer 2] een brief had getoond waarop Euro 281.000,-, in elk geval een geldbedrag, geschreven stond en/of dreigend tegen die [slachtoffer 2] had gezegd haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en/of die [slachtoffer 2] naar buiten had geduwd en/of tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en/of die [slachtoffer 1] met geweld had vastgepakt en/of door elkaar had geschud en/of die [slachtoffer 1] met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) had getrokken en/of tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Je weet waarvoor we komen. [medeverdachte 1] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en/of "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of een vuurwapen (pistool), in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen een wang van die [slachtoffer 1] had geduwd en/of met geweld het hoofd van die [slachtoffer 1] naar beneden had geduwd en/of daarbij tegen die [slachtoffer 1] had geroepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [medeverdachte 1]" en/of aan die [slachtoffer 1] een brief had getoond waarop het bedrag van Euro 281.000,- stond en daarbij had gezegd dat zij optraden in opdracht van [medeverdachte 1] en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1] had geroepen "Mond open. Doe je bek open" en/of vervolgens dreigend een vuurwapen (pistool of revolver), in elk geval van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in de mond van die [slachtoffer 1] had geduwd of gebracht en/of daarbij dreigend had geroepen: "Wij zijn tot veel in staat. We krijgen dat geld of ik trek hem nu meteen af. Je zult godverdomme met geld komen" en/of "als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of (onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 1]) dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Met [medeverdachte 1], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of dreigend tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Je hebt altijd gezegd dat ik niets meer tegoed heb van jullie. Weet je nog toen ik je voor je kop sloeg daar in die loods. Ik ben door jullie mijn nieuwe laadschop en mijn Ferrari en andere auto's kwijtgeraakt. Jullie hebben mij verraden bij de politie", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en/of die [slachtoffer 2] met geweld had vastgepakt en/of vastgehouden en/of (daarbij) dreigend had gezegd: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaald komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, - dreigend voor die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) meermalen, althans eenmaal, telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] om deze/die -zakelijk weergegeven- te bewegen eerdergenoemd geldbedrag te betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 317 jo 45 van het Wetboek van strafrecht) 4. hij in of omstreeks de periode van 08 maart 2005 tot en met 28 april 2005 te Mook, althans in de gemeente Mook en Middelaar, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, de deur van de woning van die [slachtoffer 3] heeft ingetrapt, althans tegen die deur heeft getrapt of geschopt en/of (vervolgens) die woning is binnengegaan en/of die [slachtoffer 3] heeft geslagen en/of tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, in naam van [betrokkene 1] 22000,- Euro kwam ophalen en/of dat [slachtoffer 3] geen contact mocht zoeken met de politie of [betrokkene 1], in elk geval mededelingen van soortgelijke aard en strekking, en/of meermalen, althans eenmaal, dreigend tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat "mocht hij ([slachtoffer 3]) niet betalen dan zouden ze zijn benen breken en zorgen dat hij nooit meer aan het werk kon" en/of "mocht hij ([slachtoffer 3]) niet betalen na de mishandelingen dan zouden ze andere jongens op hem afsturen die erger waren dan zij", in elk geval (telkens) mededelingen van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of dreigend tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat "hij ([slachtoffer 3]) alleen nog maar moest denken aan dat gaatje in zijn hoofd" en/of "dat hij dat nog van hem tegoed had", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 317 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht) 5. hij op of omstreeks 11 juli 2005 en/of 12 juli 2005 in de gemeente Druten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van Euro 30.000,-, in elk geval van een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan de woning van die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft aangebeld en/of (vervolgens) die woning is binnengegaan en/of die [slachtoffer 4] tegen diens hoofd heeft geslagen en/of (onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) dreigend tegen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft gezegd of verteld "dat hij geld moest hebben en wel Euro 30.000,-" en/of "als zij ([slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) zouden betalen ze van hen geen last meer zouden hebben" en/of "als het niet opgelost zou worden er mensen uit Polen zouden komen die niets te verliezen hadden en dan zouden zij ([slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]) een gaatje in hun nek krijgen", in elk geval mededelingen van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of (daarbij) met een (wijs)vinger in of tegen de nek van die [slachtoffer 4] heeft geprikt of geduwd en/of dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd "Jullie zoeken het maar uit. Er komt nu iemand om jullie dood te maken" en/of "Je moet goed opletten, ook jouw vriend zijn familie en jouw familie in Polen", in elk geval mededelingen van soortgelijke dreigende aard en strekking, en/of dreigend een sms-bericht heeft verzonden aan die [slachtoffer 5] inhoudende "Je hebt geen contact gehad met de opdrachtgever, is net gebeld met hun. Je liegt teveel maar je zult wel weten wat je doet. Wij willen er op een normale manier uitkomen, jullie willen mensen blyven oplichten. Niet erg slim. Prettige dag nog", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; (artikel 317 jo 45 van het Wetboek van Strafrecht) 6. hij op of omstreeks 13 december 2005 te Erlecom, in elk geval in de gemeente Ubbergen, voorhanden heeft gehad: a. een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een seinpistool (merk Gun Toys), b. munitie van de categorie III, te weten een hagelpatroon (merk Spartan); De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd; (artikel 26 Wet wapens en munitie) Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding De raadsvrouw heeft gesteld dat de dagvaarding met betrekking tot feit 1 nietig dient te worden verklaard, nu het onderhavige gebeurtenis ging om het verhalen van een geldbedrag van € 281.000,00, waarvan een gedeelte groot € 1.250,00 door het slachtoffer is betaald als een soort aanbetaling. Naar het oordeel van de raadsvrouw gaan de feitelijkheden van feit 1 dan ook op in de feitelijkheden van feit 3. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat het voor verdachte voldoende duidelijk was op welke feiten de officier van justitie het oog had met haar tenlastelegging. Naar het oordeel van de rechtbank staat het de officier van justitie in casu vrij om een voltooide afpersing op 1 december 2005 ten laste te leggen en een poging tot afpersing in de periode van 2 december 2005 tot en met 15 december 2005, te meer daar de handelingen deels in tijd verschillen. De omstandigheid dat het opzet van verdachte enkel gericht was op de inning van het totaalbedrag van € 281.000,00 maakt dat niet anders. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding ook overigens aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 15 mei 2006 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdachte en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De vindplaatsvermeldingen voor wat betreft de feiten 1 tot en met 4, voorkomend in de hieronder opgenomen motiveringen van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door L.P.A. Cuijpers en H.M.C. Salemans, beiden brigadier van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL2340/05-007075, gedateerd 17 februari 2006 en de daarbij behorende bijlagen. De vindplaatsvermeldingen voor wat betreft feit 5, voorkomend in de hieronder opgenomen motiveringen van de bewezenverklaring, verwijzen naar de doorlopende paginanummering van het in de wettelijke vorm door J.C. Visser, hoofdagent van politie, opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL082R/06-000634, gedateerd 3 februari 2006 en de daarbij behorende bijlagen. Met betrekking tot de feiten 1 en 3: De raadsvrouw heeft gesteld dat in de visie van verdachte aan de in de onderhavige ten laste gelegde feiten een vordering ten grondslag ligt van een burger ten opzichte van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. In de visie van verdachte gaat het dus om een teniet doen van een inschuld en niet zoals de officier van justitie ten laste heeft gelegd dat het louter om de afgifte van geld gaat. In aanmerking genomen dat het teniet doen van een inschuld in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht afzonderlijk wordt vermeld als een specialis, had deze tenlastegelegde moeten worden. Nu dit niet is gebeurd, dient dit tot vrijspraak te leiden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw voorzover de raadsvrouw in haar verweer beoogt te stellen dat de officier van justitie de specialis (het teniet doen van een inschuld) ten laste had dienen te leggen in plaats van de generalis (de afgifte van geld), als bedoeld in artikel 55, tweede lid van Wetboek van Strafrecht. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt van de raadsvrouw geen steun vindt in het recht. Het tenietdoen van een inschuld kan niet worden gezien als een bijzondere vorm van het afgeven van enig goed en is derhalve geen specialis van het afgeven van enig goed. De omstandigheid dat in voorkomende gevallen door de afgifte van geld of goed tegelijkertijd een inschuld teniet wordt gedaan, maakt dat niet anders. Voorzover de raadsvrouw heeft beoogd te stellen dat, nu het naar het oordeel van de raadsvrouw gaat om het tenietdoen van een inschuld, het door de officier van justitie ten laste gelegde niet kan worden bewezen, verwerpt de rechtbank ook dit verweer. Uit het dossier blijkt dat verdachte en zijn mededaders de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door geweld en bedreiging met geweld gedwongen hebben, ter voldoening van die vordering, om geld af te geven. Het afgeven van geld is in artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht als een zelfstandige gedraging strafbaar gesteld en valt derhalve niet onder het bestanddeel het tenietdoen van een inschuld. Met betrekking tot feit 1: De rechtbank acht in het kader van feit 1 de laatste vijf regels van de tenlastelegging niet bewezen, nu deze uitspraak door [medeverdachte 1] is gedaan na de voltooiing van de afpersing van € 1.250,00 en als zodanig daaraan geen bijdrage heeft geleverd. Met betrekking tot feit 2: De raadsvrouw heeft betoogd dat er slechts één getuigenverklaring voorhanden is, waaruit kan blijken dat slachtoffer [slachtoffer 2] in of bij haar huis van haar vrijheid is beroofd en dat is haar eigen verklaring. Voor de vrijheidsberoving van [slachtoffer 2] gedurende de tijd dat verdachte en zijn mededaders met haar alleen zijn geweest is dan ook onvoldoende wettig bewijs aanwezig. Naar het oordeel van de raadsvrouw dient verdachte van die onderdelen te worden vrijgesproken. De rechtbank verwerpt dat verweer. In het dossier zijn verklaringen te vinden die de verklaring van [slachtoffer 2] op de betreffende onderdelen steunen. Uit de printlijsten van de telefoon van [slachtoffer 2] blijkt dat [slachtoffer 2] te 20.58 uur en 21.11. uur heeft gebeld met haar echtgenoot [slachtoffer 1] (pag. 644). Ook medeverdachte [medeverdachte 3] (pag. 487) verklaart dat het klopt dat de vrouw ([slachtoffer 2]) twee keer met haar man heeft gebeld en dat de vrouw van [medeverdachte 2] moest bellen en moest zeggen dat de stroom uitgevallen was. Voorts volgt uit datgene wat zich erna heeft afgepeeld, het samen met [slachtoffer 1] door verdachte en zijn mededaders meegenomen worden naar een stille zandweg, terwijl op enig moment de mobiele telefoons van de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door verdachten zijn ingenomen, tevens dat slachtoffer [slachtoffer 2] in de eerste fase van het gebeuren geen enkele zeggenschap meer had over haar eigen doen en laten. Met betrekking tot de feiten 1, 2 en 3: De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn mededaders gebruik hebben gemaakt van een pistool. De rechtbank zal verdachte dan ook van die betreffende onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken. Met betrekking tot feit 4: De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte op 1 maart 2005 bij slachtoffer [slachtoffer 3] in de woning zijn binnengedrongen en alstoen mede door het slaan van slachtoffer [slachtoffer 3] hebben getracht hem te bewegen tot afgifte van geld. Om hem moverende redenen heeft slachtoffer [slachtoffer 3] meteen programmamaker Peter R. de Vries ingeschakeld en heeft hij zich pas in oktober 2005 tot de politie gewend, nadat hij naar eigen zeggen al lange tijd niets meer van de redactie van Peter R. de Vries gehoord had. De rechtbank is, in tegenstelling tot hetgeen de raadsvrouw heeft gesteld, van oordeel dat slachtoffer [slachtoffer 3] zich in zijn eerste verklaring kennelijk vergist in de datum waarop het tenlastegelegde feit is gepleegd. Uit de medische verklaring (pag. 552) met betrekking tot het letsel van slachtoffer [slachtoffer 3] blijkt dat slachtoffer [slachtoffer 3] zich op 2 maart 2005 met een barstwond op het voorhoofd heeft gemeld bij de huisarts en niet op 9 maart zoals [slachtoffer 3] eerder verklaarde. Deze vergissing is ook verklaarbaar gelet op de periode van ruim een half jaar die gelegen is tussen het voorval en de aangifte en de omstandigheid dat slachtoffer [slachtoffer 3] op 9 maart 2005 wel een afspraak had bij de diëtiste die in hetzelfde pand als de huisarts is gevestigd. Slachtoffer [slachtoffer 3] verklaart voorts dat tijdens het tweede gesprek met verdachte en zijn mededader zijn auto door verdachte en zijn mededader is meegenomen. Uit navraag bij de Rijksdienst voor het wegverkeer blijkt dat genoemde auto op 10 maart 2005 is overgeschreven op naam van [betrokkene 2], de vriendin van medeverdachte [medeverdachte 2] (pag. 562). Voorts verklaren zowel verdachte (pag. 582) als zijn mededader (pag. 585) dat tussen de eerste en tweede ontmoeting (ongeveer) een week heeft gezeten. Hetgeen past bij een eerste gesprek op 1 maart gevolgd door het overhandigen van auto en papieren op of kort vóór 10 maart Met betrekking tot feit 5: De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij de fotoconfrontatie de verbalisanten niet te werk zijn gegaan conform het Besluit toepassing maatregelen in het belang van het onderzoek. De raadsvrouw heeft daartoe gesteld dat de fotomap dient samengesteld te worden door een door de korpsbeheerder aangewezen ter zake deskundige politieambtenaar (art. 6). Voorts dient naar het oordeel van de raadsvrouw de fotomap te worden samengesteld op basis van het signalement dat de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] hebben opgegeven en niet op basis van de bij de politie voorhanden zijnde foto’s van verdachte en zijn mededader. Naar het oordeel van de raadsvrouw moet dit leiden tot het oordeel dat de resultaten van de fotoconfrontaties niet kunnen bijdragen aan het bewijs. De rechtbank is van oordeel dat op voorshands niet duidelijk is of bij de fotoconfrontaties alles volgens de daartoe gestelde regels is verlopen. De rechtbank zal echter het onderzoek ter terechtzitting niet heropenen om daarover meer duidelijkheid te krijgen en in plaats daarvan de resultaten van de fotoconfrontaties niet gebruiken voor het bewijs. Uit het dossier blijkt dat de dreigende telefoontjes en het bedreigende SMS-bericht dat aangeefster [slachtoffer 5] heeft ontvangen, afkomstig zijn van een prepaidnummer 06-25262608, dat veelvuldig contacten heeft met een GSM ten name van RIVI incassobureau, die volgens BPS-gegevens in gebruik is bij medeverdachte [medeverdachte 2] en met een ander nummer dat volgens BPS in gebruik is bij verdachte. Voorts blijkt uit de verklaring van slachtoffer [slachtoffer 5] dat de man die voor de bank stond degene was die belde. Op basis hiervan acht de rechtbank voldoende ondersteunend bewijs voor de verklaringen van de slachtoffers [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] aanwezig dat verdachte en zijn mededader het hen ten laste gelegde feit hebben begaan. De rechtbank acht tegen deze achtergrond gezien de blote ontkenning van verdachte van deze feiten onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van Euro 1250,-, toebehorende aan die [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld heeft bestaan uit het met geweld vastpakken en door elkaar schudden van genoemde [slachtoffer 1] en het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [medeverdachte 1] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en "Terug de auto in. We gaan rijden", en tegen die [slachtoffer 1] roepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [medeverdachte 1]" en "als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en het dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Met [medeverdachte 1], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking; 2. hij op 01 december 2005 in de gemeente Haelen, in elk geval in het arrondissement Roermond, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, bestaande uit het in de woning duwen van die [slachtoffer 2] en het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij moest gaan zitten en het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en het dreigend tegen die [slachtoffer 2] zeggen haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en hem (verdachte) belogen had en het naar buiten duwen van die [slachtoffer 2] en het tegen die [slachtoffer 2] zeggen dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en het met geweld vastpakken van die [slachtoffer 1] en het met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) trekken van die [slachtoffer 1] en het tegen die [slachtoffer 1] zeggen: "Je weet waarvoor we komen. [medeverdachte 1] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en "Terug de auto in. We gaan rijden", en het tegen zijn wil in een auto doen plaatsnemen van die [slachtoffer 1] en het vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer 2] en het tegen haar wil in een auto duwen van die [slachtoffer 2] en het aan de haren trekken van die [slachtoffer 2] en het met geweld duwen van een elleboog tegen de mond of kin van die [slachtoffer 2] en het tegen de wil van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] hem ([slachtoffer 1]) laten rijden naar de Rabobank te Haelen en (na het pinnen bij die bank) naar een zandweg (genaamd Terbetenweg) en het met geweld vastpakken en vasthouden van die [slachtoffer 2] en daarbij zeggen: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking; 3. hij in de periode van 02 december 2005 tot en met 15 december 2005 te Nunhem, in elk geval in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van Euro 281.000,-, in elk geval van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededaders, - onder de omstandigheid dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, op 01 december 2005 die [slachtoffer 2] in haar woning had geduwd en tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij moest gaan zitten en tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat als zij ([slachtoffer 2]) [slachtoffer 1] aan de lijn kreeg zij moest zeggen dat hij naar huis moest komen en aan die [slachtoffer 2] een brief had getoond waarop Euro 281.000,-, geschreven stond en dreigend tegen die [slachtoffer 2] had gezegd haar ([slachtoffer 2]) op de straat te gooien als [slachtoffer 1] niet snel kwam en die [slachtoffer 2] naar buiten had geduwd en tegen die [slachtoffer 2] had gezegd dat zij tegen [slachtoffer 1] moest zeggen: "De stroom is uitgevallen" en die [slachtoffer 1] met geweld had vastgepakt en/of door elkaar had geschud en die [slachtoffer 1] met geweld uit de auto (van [slachtoffer 1]) had getrokken en tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Je weet waarvoor we komen. [medeverdachte 1] heeft nog een hoop geld van je tegoed. Dat komen we halen nou." en "Terug de auto in. We gaan rijden", in elk geval woorden van soortgelijke aard en strekking, en tegen die [slachtoffer 1] had geroepen: "[slachtoffer 1], we moeten geld hebben voor [medeverdachte 1]" en aan die [slachtoffer 1] een brief had getoond waarop het bedrag van Euro 281.000,- stond en daarbij had gezegd dat zij optraden in opdracht van [medeverdachte 1] en "als hij ([slachtoffer 1]) niet met geld zou komen er zo wat zou gaan gebeuren", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, en (onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 1]) dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 1] had gezegd: "Met [medeverdachte 1], Je weet wel dat ik nog veel geld van je tegoed heb. Dat zal er nu uitkomen. Ik heb je nu de echte gestuurd.", en dreigend had gezegd: "Je hebt altijd gezegd dat ik niets meer tegoed heb van jullie. Weet je nog toen ik je voor je kop sloeg daar in die loods. Ik ben door jullie mijn nieuwe laadschop en mijn Ferrari en andere auto's kwijtgeraakt. Jullie hebben mij verraden bij de politie", en die [slachtoffer 2] met geweld had vastgepakt en vastgehouden en (daarbij) dreigend had gezegd: "Die nu hier zijn nutters, maar als je morgen niet betaalt komen er nog nuttere.", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, - dreigend voor die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]) meermalen, telefonisch contact heeft opgenomen met die [slachtoffer 1] om deze -zakelijk weergegeven- te bewegen eerdergenoemd geldbedrag te betalen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 4. hij in de periode van 01 maart 2005 tot en met 28 april 2005 te Mook, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan die [slachtoffer 3], met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader, de deur van de woning van die [slachtoffer 3] heeft ingetrapt, althans tegen die deur heeft getrapt en vervolgens die woning is binnengegaan en die [slachtoffer 3] heeft geslagen en tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat hij, verdachte, in naam van [betrokkene 1] 6.200,- Euro kwam ophalen en dat [slachtoffer 3] geen contact mocht zoeken met de politie of [betrokkene 1], in elk geval mededelingen van soortgelijke aard en strekking, en meermalen, dreigend tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat "mocht hij ([slachtoffer 3]) niet betalen dan zouden ze zijn benen breken en zorgen dat hij nooit meer aan het werk kon" en "mocht hij ([slachtoffer 3]) niet betalen na de mishandelingen dan zouden ze andere jongens op hem afsturen die erger waren dan zij", in elk geval (telkens) mededelingen van soortgelijke dreigende aard en strekking, en dreigend tegen die [slachtoffer 3] heeft gezegd dat "hij ([slachtoffer 3]) alleen nog maar moest denken aan dat gaatje in zijn hoofd" en "dat hij dat nog van hem tegoed had", in elk geval woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 5. hij op 11 juli 2005 en 12 juli 2005 in de gemeente Druten ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] te dwingen tot de afgifte van Euro 30.000,-, toebehorende aan die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], met dat oogmerk tezamen en in vereniging met een ander, aan de woning van die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft aangebeld en vervolgens die woning is binnengegaan en die [slachtoffer 4] tegen diens hoofd heeft geslagen en (onder vorenomschreven omstandigheden dreigend voor die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]) dreigend tegen die [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft gezegd of verteld "dat hij geld moest hebben en wel Euro 30.000,-" en "als zij ([slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]) zouden betalen ze van hen geen last meer zouden hebben" en "als het niet opgelost zou worden er mensen uit Polen zouden komen die niets te verliezen hadden en dan zouden zij ([slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]) een gaatje in hun nek krijgen", in elk geval mededelingen van soortgelijke dreigende aard en strekking, en daarbij met een wijsvinger in de nek van die [slachtoffer 4] heeft geprikt of geduwd en dreigend (per telefoon) tegen die [slachtoffer 5] heeft gezegd "Jullie zoeken het maar uit. Er komt nu iemand om jullie dood te maken" en "Je moet goed opletten, ook jouw vriend zijn familie en jouw familie in Polen", in elk geval mededelingen van soortgelijke dreigende aard en strekking, en dreigend een sms-bericht heeft verzonden aan die [slachtoffer 5] inhoudende "Je hebt geen contact gehad met de opdrachtgever, is net gebeld met hun. Je liegt teveel maar je zult wel weten wat je doet. Wij willen er op een normale manier uitkomen, jullie willen mensen blyven oplichten. Niet erg slim. Prettige dag nog", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 6. hij op 13 december 2005 te Erlecom, voorhanden heeft gehad: a. een vuurwapen van categorie III onder 1, te weten een seinpistool (merk Gun Toys), b. munitie van de categorie III, te weten een hagelpatroon (merk Spartan); Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: Ten aanzien van feit 1: Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 2: Medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 282 in verband met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 3: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 4: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 5: Poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen. Het misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 317 in verband met de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Ten aanzien van feit 6: Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie. De misdrijven zijn strafbaar gesteld bij artikel 55, derde lid, respectievelijk artikel 55, eerste lid van de Wet wapens en munitie. 10. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 15 mei 2006 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 6 jaren, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen verzoekt de raadsvrouw de rechtbank een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de tijd dat verdachte reeds in detentie zit, waarbij voorts nog een voorwaardelijke gevangenisstraf zou kunnen worden opgelegd onder oplegging van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, waaronder het volgen van de cursus sociale vaardigheden, eventueel gecombineerd met een werkstraf. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf behoort te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat verdachte en zijn mededader [medeverdachte 2] ten behoeve van hun incassobureau zich een wijze van incasseren van vorderingen hebben eigen gemaakt die vooral gebaseerd was op het intimideren van de (zogenaamde) schuldenaren en het opwekken van angst, waarbij bedreigingen werden geuit en ook klappen uitgedeeld werden. Uit de (slachtoffer)verklaringen blijkt voorts dat hierdoor de slachtoffers lange tijd in grote angst hebben geleefd en sommigen daarvan thans nog nadelige gevolgen van ondervinden, waardoor hun levensvreugde ernstig is geschaad. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nog niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, alsmede met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn vermeld in het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport en het daarin vermelde advies, en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting; De rechtbank is van oordeel dat het gaat om ernstige feiten en daarom met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. De rechtbank zal een hogere straf opleggen dan door de verdediging is bepleit, nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank tot een partiële vrijspraak komt. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank ten bezware van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte heeft erkend zich schuldig te hebben gemaakt aan het onder aan de dagvaarding ad informandum gevoegd feit, te weten: Parketnummer : 610125/05 Pleegperiode : 13 december 2005 Pleegplaats : Erlecom Pleeggemeente : Gem. Ubbergen Omschrijving feit : voorhanden hebben van een op een wapen gelijkend voorwerp, categorie I onder 7e 11.3 De vordering van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel Vordering van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten geleden materiële schade en immateriële schade. [slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 1.250,00 en de immateriële schade op een bedrag van € 3.000,00 gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 3.000,00 rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen. De vordering immateriële schade, die door verdachte is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank wel gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal als voorschot een bedrag van € 1.000,00 toekennen. Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Naar het oordeel van de rechtbank is de materiële schade ad € 1.250,00, die door verdachte onvoldoende is weersproken, voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal het totaal schadebedrag vaststellen op een bedrag van € 2.250,00, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 2.250,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 45 dagen, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank bepaalt uitdrukkelijk dat de immateriële schade van € 1.000,00 een bedrag is dat tot op heden is begroot. Vordering van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten geleden immateriële schade. [slachtoffer 2] voornoemd heeft de immateriële schade op een bedrag van € 2.500,00 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen. Ten laste van verdachte zijn de hiervoor onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen. Het zijn strafbare feiten en verdachte zal ter zake van die feiten worden veroordeeld. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde is het een ervaringsregel dat daardoor bij het slachtoffer immateriële schade van enige omvang wordt veroorzaakt. Of de door het slachtoffer opgelopen immateriële schade een bedrag van € 2.500,00 rechtvaardigt, kan de rechtbank op basis van de haar beschikbare informatie niet beoordelen. De vordering immateriële schade, die door verdachte is weersproken, is naar het oordeel van de rechtbank wel gedeeltelijk voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal als voorschot een bedrag van € 1.000,00 toekennen, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005. Voor het meer gevorderde zal de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering dienen te worden verklaard en zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal de verdachte veroordelen in de kosten van het geding door de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag gemaakt, begroot op nihil. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 1.000,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 20 dagen, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank bepaalt uitdrukkelijk dat de immateriële schade van € 1.000,00 een bedrag is dat tot op heden is begroot. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 47, 57, 91, 282, 312, 317 Wet wapens en munitie art. 26, 55 BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 5 jaren; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]. Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van € 2.250,00; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 2.250,00, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005; In voornoemd bedrag is als voorschot een vergoeding van € 1.000,00 vastgesteld ter zake van immateriële schadevergoeding; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan; verklaart gedeeltelijk niet-ontvankelijk de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], ten aanzien van de meer gevorderde immateriële schade, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 2.250,00 subsidiair 45 dagen hechtenis, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], wonende te [adres slachtoffer 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.250,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Beslissing op de vordering benadeelde partij [slachtoffer 2]. Gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij van € 1.000,00; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], als voorschot te betalen een bedrag van € 1.000,00, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan; verklaart gedeeltelijk niet-ontvankelijk benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], ten aanzien van de meer gevorderde immateriële schadevergoeding, aangezien de vordering op dat onderdeel naar het oordeel van de rechtbank niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, met bepaling dat de benadeelde partij het deel van de vordering waarin zij niet ontvankelijk is slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00 subsidiair 20 dagen hechtenis, alsmede de wettelijke rente te rekenen vanaf 1 december 2005 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2], wonende te [adres slachtoffer 2], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil. Vonnis gewezen door mrs. M.J.A.G. van Baal, A.J.M. Huisman en B.P. Sloot, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van J.H.J. van Daal als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 29 mei 2006.