Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AV5121

Datum uitspraak2006-03-21
Datum gepubliceerd2006-03-21
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19/830357-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte heeft gedurende een groot aantal jaren ontucht gepleegd met zijn minderjarige stiefkinderen. Hij kwam in het gezin nadat de moeder was gescheiden van de broer van verdachte. Aanvankelijk was hij een grote steun voor moeder en de meisjes. Des te schrijnender is het dat verdachte, kort nadat moeder en de meisjes bij hem waren ingetrokken, zijn handen niet thuis kon houden.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1955, wonende te [woonplaats verdachte], thans gedetineerd in [verblijfplaats verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 7 maart 2006. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.P. Pieters, advocaat te Hoogeveen. De officier van justitie, mr. H. Supèr, acht hetgeen onder 1. primair, 2. subsidiair, 3. primair en 4. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: 48 maanden gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk, proeftijd drie jaren, onder het stellen van de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, hetgeen mede kan inhouden dat hij zal deelnemen aan een intensieve daderbehandeling voor seksuele delinquenten. TENLASTELEGGING De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gewijzigde tenlastelegging bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij in of omstreeks de periode van 30 januari 1994 tot en met 29 januari 1998, te Nieuweroord, althans in de gemeente Hoogeveen, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer]1982, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (in genoemde periode) - (meermalen) een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] gedrukt/gebracht en/of - (meermalen) de vagina en/of de borst(en) van die [naam slachtoffer] betast/aangeraakt en/of - zijn penis tegen de anus/billen van die [naam slachtoffer] gebracht/geduwd en/of - (meermalen) zich door die [naam slachtoffer] laten aftrekken en/of zijn penis door die [naam slachtoffer] laten betasten en/of masseren; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 30 januari 1994 tot en met 29 januari 1998, te Nieuweroord, althans in de gemeente Hoogeveen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind, [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1982, bestaande die ontucht hierin dat hij (in genoemde periode) - (meermalen) een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] heeft gedrukt/gebracht en/of - (meermalen) de vagina en/of de borst(en) van die [naam slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of - zijn penis tegen de anus/billen van die [naam slachtoffer] heeft gebracht en/of - (meermalen) zich door die [naam slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of zijn penis door die [naam slachtoffer] heeft laten masseren/betasten; 2. hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 1996 tot en met 30 oktober 2000, te Nieuweroord, althans in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, (telkens) met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1984, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die (telkens) bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (in genoemde periode) - (meermalen) een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] gedrukt/gebracht en/of - (meermalen) de vagina en/of de borst(en) van die [naam slachtoffer] betast/aangeraakt en/of - zijn penis tegen de anus/billen van die [naam slachtoffer] geduwd/gebracht en/of - (meermalen) zijn, verdachte's penis door die [naam slachtoffer] laten masseren/betasten; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 31 oktober 1996 tot en met 30 oktober 2000, te Nieuweroord, althans in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1984, bestaande die ontucht hierin dat hij (in genoemde periode) - (meermalen) een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] heeft gedrukt/gebracht en/of - (meermalen) de vagina en/of de borst(en) van die [naam slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of - zijn penis tegen de anus/billen van die [naam slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of - (meermalen) zijn, verdachte's penis door die [naam slachtoffer] heeft laten masseren/betasten; 3. hij in of omstreeks de periode van 29 april 1998 tot en met 28 april 2002, te Nieuweroord, althans in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (in genoemde periode) - (meermalen) een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] gedrukt/gebracht en/of - (meermalen) de vagina en/of de borst(en) van die [naam slachtoffer] betast/aangeraakt en/of - zijn penis tegen de anus/billen van die [naam slachtoffer] gebracht/geduwd en/of - (meermalen) zich door die [naam slachtoffer] laten aftrekken en/of zijn penis door die [naam slachtoffer] laten betasten en/of masseren; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 29 april 1998 tot en met 28 april 2002, te Nieuweroord, althans in de gemeente Hoogeveen ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986, bestaande die ontucht hierin dat hij (in genoemde periode) - (meermalen) een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] heeft gedrukt/gebracht en/of - (meermalen) de vagina en/of de borst(en) van die [naam slachtoffer] heeft betast/aangeraakt en/of - zijn penis tegen de anus/billen van die [naam slachtoffer] heeft geduwd/gebracht en/of - (meermalen) zich door die [naam slachtoffer] heeft laten aftrekken en/of (meermalen) zijn penis door die [naam slachtoffer] heeft laten masseren/betasten; 4. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2003 tot en met 30 november 2005, te Nieuweroord, althans in de gemeente Hoogeveen, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig (stief)kind [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1994, bestaande die ontucht hierin dat hij (meermalen) de borst(en) van die [naam slachtoffer] heeft betast; Tengevolge van een kennelijke vergissing is in de tenlastelegging onder feit 2. primair een stuk tekst weggevallen. De rechtbank herstelt deze vergissing door de derde en vierde regel als volgt te lezen: "die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,". Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging. Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden voorts geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, evenmin geschaad in de verdediging. VERWEER TEN AANZIEN VAN DE VOORVRAGEN De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat haar cliënt verdacht wordt van overtreding van artikel 245 Sr in de periode van 1994 tot 29 april 2002. Tot 1 oktober 2002 gold ten aanzien van dit feit een klachtvereiste en dat is voor feiten die voor deze datum hebben plaatsgevonden niet veranderd, aldus de raadsvrouw. Deze feiten kunnen dus alleen op klacht vervolgd worden. Nu in deze zaken aangiftes zijn opgenomen maar geen klacht is ingediend tegen verdachte dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde. De rechtbank passeert dit verweer. Artikel 245 (oud) Sr is weliswaar een klachtdelict, maar lid 2 van dit artikel maakt een uitzondering voor gevallen van ontucht met misbruik van gezag als bedoeld in artikel 249 Sr. In die gevallen is geen klacht vereist om tot vervolging te kunnen overgaan. In de onderhavige tenlastelegging ìs sprake van ontucht met misbruik van gezag. Verdachte was in de tenlastegelegde periodes immers de stiefvader van de minderjarige meisjes. De officier van justitie kan daarom worden ontvangen in de vervolging van verdachte met betrekking tot de door de raadsvrouw bedoelde tenlastegelegde feiten. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het onder 2. primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank, evenals de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht dat sprake is van seksueel binnendringen van het lichaam van [naam slachtoffer]. Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank voorts niet wettig bewezen dat verdachte het onder 4. tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank beschikt met betrekking tot dit feit slechts over een bekennende verklaring van de verdachte en heeft in het dossier onvoldoende bewijs aangetroffen die de verklaring van verdachte nader kan onderbouwen. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dit feit niet te hebben gepleegd. Voor dit feit dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken. Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan immers niet uitsluitend worden aangenomen op de opgaven van de verdachte. BEWIJSMIDDELEN Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. primair, 2. subsidiair en 3. primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat 1. hij in de periode van 30 januari 1994 tot en met 29 januari 1998, te Nieuweroord, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1982, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (in genoemde periode) - meermalen een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] gedrukt/gebracht en - meermalen de vagina en de borsten van die [naam slachtoffer] betast en - zijn penis tegen de anus van die [naam slachtoffer] geduwd; 2. hij in de periode van 31 oktober 1996 tot en met 30 oktober 2000, te Nieuweroord, ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig stiefkind [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1984, bestaande die ontucht hierin dat hij (in genoemde periode) - meermalen de vagina en de borsten van die [naam slachtoffer] heeft betast en - zijn penis tegen de anus van die [naam slachtoffer] heeft geduwd en - meermalen zijn, verdachtes, penis door die [naam slachtoffer] heeft laten masseren/betasten; 3. hij in de periode van 29 april 1998 tot en met 28 april 2002, te Nieuweroord, met [naam slachtoffer], geboren op [geboortedatum slachtoffer] 1986, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte (in genoemde periode) - meermalen een of meer van zijn vingers in de vagina van die [naam slachtoffer] gedrukt/gebracht en - meermalen de vagina en de borsten van die [naam slachtoffer] betast en - zijn penis tegen de anus van die [naam slachtoffer] geduwd; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De raadsvrouw heeft met betrekking tot het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde aangevoerd dat de ontuchtige handelingen, voorzover beschreven als de handelingen waarbij de kinderen verdachte moesten aanraken, in geen verband staan met het binnendringen, hetgeen betekent dat het onder de twee laatste gedachtestreepjes tenlastegelegde telkens niet te kwalificeren is, zodat te dien aanzien ontslag van alle rechtsvervolging zou moeten volgen. De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar conclusie dat ontslag van rechts-vervolging zal moeten volgen. Wel is de rechtbank van oordeel dat de handelingen waarbij de slachtoffers verdachte moesten aanraken geen zodanig verband hebben met het seksueel binnendringen van het lichaam van de slachtoffers dat deze handelingen kunnen worden begrepen onder "het mede bestaan uit". De rechtbank zal verdachte van het onder 1. primair, 2. subsidiair en 3. primair meer of anders tenlastegelegde dan ook vrijspreken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 1.: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar gesteld bij artikel 245, eerste lid (oud), van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd; onder 2.: ontucht plegen met zijn minderjarig stiefkind, strafbaar gesteld bij artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd; onder 3.: met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, strafbaar gesteld bij artikel 245, eerste lid (oud), van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd. STRAFBAARHEID De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 15 februari 2006, opgemaakt door T.W.D.P. van Os, forensisch psychiater/psychoanalyticus te Groningen. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: er is bij onderzochte geen sprake van een ziekelijke storing der geestvermogens en deze bestond ook niet ten tijde van hetgeen onderzochte ten laste wordt gelegd. Wel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, namelijk een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Deze bestond ook reeds ten tijde van hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Onderzochte maakt star gebruik van een ontwijkende coping ten aanzien van voor hem conflictueuze zaken. Angst voor afwijzing en vernedering speelt een dusdanig belangrijke rol in zijn gevoelsleven en in zijn levenshouding dat hij niet in staat was voor zichzelf op adequate wijze zijn seksuele verlangens op een volwassen wijze te bevredigen dan wel hiertoe hulp te zoeken. Daarnaast maakt onderzochte onvoldoende onderscheid tussen intimiteit en seksualiteit. Al met al komt onderzoeker tot de conclusie dat er bij onderzochte sprake is van een licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. Deze conclusie wordt gedeeld door de deskundige drs. N.A. Schoenmaker, GZ-psycholoog. De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, het requisitoir van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw in aanmerking. Voorts heeft de rechtbank gelet op de inhoud van een faxbericht van de servicedesk van de Centrale Justitiële Documentatie van 2 december 2005, waaruit blijkt dat de verdachte onbekend is bij de documentatiedienst. Verdachte heeft gedurende een groot aantal jaren ontucht gepleegd met zijn minderjarige stiefkinderen. Hij kwam in het gezin nadat de moeder van de meisjes was gescheiden van de broer van verdachte. Aanvankelijk was hij een grote steun voor moeder en de meisjes. Des te schrijnender is het dat verdachte, kort nadat moeder en de meisjes bij hem waren ingetrokken, zijn handen niet thuis kon houden en de lichamelijke integriteit en het vertrouwen van de nog jonge meisjes telkenmale schond. Verdachte is zich bewust geweest van het ontoelaatbare van zijn handelingen. De rechtbank rekent het hem zwaar aan dat hij desondanks is doorgegaan met het plegen van de ontucht. Een forse vrijheidsstraf is dan ook zonder meer op zijn plaats. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat de feiten aan verdachte niet volledig kunnen worden toegerekend. De deskundigen adviseren een intensieve behandeling teneinde het recidiverisico tot aanvaardbare grenzen terug te brengen. De rechtbank zal de deskundigen daarin volgen. Het bovenstaande heeft de rechtbank gebracht tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. Enerzijds dient verdachte onvoorwaardelijk te worden bestraft voor zijn daden. Anderzijds wil de rechtbank verdachte de gelegenheid bieden op niet al te lange termijn te werken aan vergroting van zijn ziekte-inzicht om herhaling in de toekomst te minimaliseren. Verdachte heeft immers te kennen gegeven niets liever te willen dan zich met zijn gezin te herenigen. Gelet op de leeftijd van zijn eigen dochter [naam dochter] - zij is in [geboortemaand dochter] 2006 twaalf geworden - is een zeer intensieve daderbehandeling voor seksuele delinquenten daarvoor een absolute voorwaarde. Al het vorenstaande heeft de rechtbank gebracht tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van de verdachte met betrekking tot de onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde feiten. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2. primair en 4. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. primair, 2. subsidiair en 3. primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. primair, 2. subsidiair en 3. primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot: gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden waarvan een gedeelte, groot acht maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van drie jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt de volgende bijzondere voorwaarden: - de verdachte zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht; - de verdachte zal in de proeftijd deelnemen aan een deeltijdprogramma (intensieve daderbehandeling voor seksuele delinquenten; vier dagen per week) bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland te Assen. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter, en mr. M.C. Fuhler en mr. G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 21 maart 2006, zijnde mr. Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.-